Hier klikken om te bew1.a.
Tot 3000 v. Chr. is Jagers en Boeren
1.b.
Van 3000 v. Chr tot 500 n. Chr.
3.a. Alexander was bang dat de Perzen hem gingen aanvallen, dus wou hij de Perzen aanvallen.
3.b. Het sterkste wapen van de Perzen was hun vloot, dus Alexander wilde de vloot kapot hebben voordat de vloot naar Griekenland zou gaan.
3.c. Het is een zeer vruchtbaar gebied, en het is de doorgang tussen Europa en Afrika.
3.d. Het eerste idee was om alleen Perzië te verslaan, maar is toen maar doorgegaan met veroveren.
5.a. Het democratie
5.b. Vrouwen en slaven mochten nog niet stemmen dus een groot deel van de bevolking mocht nog niet stemmen.
6.a. Niet langer is één man de baas, maar zijn de Consul en het Senaat de baas. In de Consul en het Senaat zaten de rijke burgers.
6.b. Ze wilden dat de rijke mensen de macht hadden.
7.a. Verspreiding van de Griekse cultuur.
7.b. Politiek: De macht werd verdeeld over veel personen, waarvan ook veel onbetrouwbaar en corrupt.
Militair: De legers waren minder streng en lieten mensen passeren waardoor barbaren het rijk konden binnendringen en alles kapot maken.
8.a. Ze werden al lang vervolgt en het Christendom werd niet geaccepteerd in Rome.
8.b. Ze hadden een ander geloof dan de keizers.
8.c. Het werd staatsgodsdienst van Rome.
2.1
2.2
2.3
2.3
Verschijnsel: Generaals worden machtiger
Ontwikkeling: De verspreiding van het Romeinse rijk
Gebeurtenis: De oorlogen om de verspreiding van het Romeinse rijk te verwerkelijken
Gedachte of handeling: De joodse elite was tegen Jezus en zijn aanhangers.
Personen: Julius Caesar en Julius Civilis
VOGGP: 2.1 De Griekse Wereld
VERSCHIJNSEL
Democratie, In een democratie is het volk de baas, iedereen kan meebeslissen over het bestuur van de samenleving. Dat kan via een volksvergadering of parlement gebeuren.
Vrijheid en gelijkheid waren in de Atheense democratie de belangrijkste woorden. Vrijheid was de mogelijkheid om politiek actief te zijn en om vrij te kunnen spreken in het openbaar, bijvoorbeeld in een volksvergadering. Gelijkheid hield in dat iedereen, hoog of laag en arm of rijk, voor de wet gelijk was en politiek actief kon zijn.
In Nederland leven we nu nog steeds in een democratie en hebben we nog steeds het recht om vanaf 18 jaar mee te stemmen, voor wat er de komende jaren gaat gebeuren.
VERSCHIJNSEL
Tegenstanders van de Democratie, Er waren ook tegenstanders van de democratie. Rijkere mensen waren door de democratie veel macht kwijtgeraakt. De volksvergadering besliste immers over alles en de meeste functies werden door loting verdeeld. In de pratijk hadden de aanzienlijke families natuurlijk nog steeds veel invloed, ook politiek. Perikles, kwam bijvoorbeeld uit een van de belangrijkste Atheense families.
Er zijn vandaag de dag nog steeds mensen die niks willen weten van de democratie, die liever een dictatuur willen of een andere soort bestuur. Mensen zullen overigens altijd wel kritiek hebben op de politiek en de manier van besturen.
ONTWIKKELING
Mensen raakten betrokken met de politiek, Als burger van Athene was je; politiek actief. Het woord politiek betekent oorspronkelijk dan ook; het functioneren als burger in de polis.
Veelal waren mensen niet tot amper betrokken met de politiek, met de komst van democratie veranderde dat, mensen raakte steeds meer betrokken met de politiek, niet alleen als je rijk was.
Zelfs als je arm was, kon je naar de volksvergadering komen je kreeg er zelfs een vergoeding voor.
ONTWIKKELING
Wetenschap, Mensen raakten betrokken met de wetenschap; ze gingen nadenken over de mensen en ook de natuur, ze gingen ook steeds dieper in op de onderwerpen.
Athene was in die tijd alleen het centrum van kunst en architectuur, maar ook van filosifie en wetenschap. Hierdoor kunnen wij vandaag de dag ook spreken en doen verschillende landen ook mee aan de Olympische Spelen.
GEBEURTENIS
Twee oorlogen tegen de Perzen, De Griekse stadstaten in Ionië (tegenwoordig de Turkse westkust) vielen al sinds 547 v. Chr. onder Perzisch bestuur. In 499 v. Chr. kwamen ze daartegen in opstand, geholpen door het Griekse moederland. De opstand mislukte en de Perzische koning besloot om de Grieken te straffen voor hun hulp. Maar hij werd zowel in 490 v. Chr. als 480-479 v. Chr. door de Grieken verslagen.
480 - 479 v. Chr. Tweede Perzische Oorlog
GEBEURTENIS
De Peloponnesische Oorlog, Toen de Grieken in 480 v. Chr. de Perzische vloot hadden verslagen en kort daarna het Perzische landleger, was het met de eensgezindheid tussen de Grieken snel gedaan. De Atheners waren uit de Perzische oorlogen gekomen als een militaire en economische grootmacht. Dat moest wel tot problemen leiden met de andere Griekse Grondmacht: Sparta. (In Sparta draaide alles om het leger van de hoplieten, de zwaarbewapende soldaten.)
338 v. Chr Philippos verovert Griekenland
GEDACHTE OF HANDELING
Denken over de Natuur, Athene was in die tijd niet alleen het centrum van kunst en architectuur, maar ook van filosofie en wetenschap.
De Grieken kenden dan ook veel mythes, godenverhalen, waarin een natuurverschijnsel werd verklaard. In Ionië begon men in de zesde eeuw v. Chr. naar natuurlijke oorzaken te zoeken. De Ionische natuurfilosofen zochten naar een oerstof waaruit alles zou bestaan.
GEDACHTE OF HANDELING
Denken over de Mens, In dezelfde tijd, de vijfde eeuw v. Chr. gingen filosofen ook nadenken over de mens zelf. Je karakter en je gedrag, was dat aangeboren of aangeleerd? De Grieken hadden al geconstateerd dat de Perzen heel andere gewoontes hadden dan zij.
PERSONEN
Plato, Plato, leerling van Socrates en leraar van Aristoteles, is een van de meest invloedrijke denkers in de westerse filosofie en was ook de stichter van de Atheense Academie, het eerste instituut voor hoger onderwijs in het westen. Hij schreef een aantal dialogen over zeer diverse onderwerpen en werd met zijn Ideeënleer de aartsvader van het filosofisch idealisme.
PERSONEN
Socrates, Socrates of Sokrates was een klassiek Grieks Atheense filosoof. Hij wordt beschouwd als een van de stichters van de westerse filosofie, maar toch is hij een raadselachtig figuur die vooral bekend is geworden door de verslagen van latere klassieke schrijvers, vooral door de geschriften van zijn studenten Plato en Xenophon, en door de toneelstukken van zijn tijdgenoot, Aristophanes.
VOGGP 2.1: wetenschap
Verschijnsel:
Nadenken over het geloof, ze begonnen bij de Grieken na te denken of het geloof wel klopt. Dat gebeurd nu nog steeds constant.
Ontwikkeling:
Mensen gaan onderzoek doen, om te onderzoeken of alles wat verteld word wel waar is.
Gedachte of handeling:
Is de aarde plat?
Personen:
Pythagoras en Plato.
VOGGP: 1.1 Van Jager- Verzamelaars naar boeren
VERSCHIJNSEL (Landbouw, Nomaden, Natuurgoden)
Landbouw: Het bewerken van de grond om graan en dergelijke te laten groeien. Dit gebeurde al in 20.000 v. Chr. maar ook nog in 2014. Boeren gebruiken en bewerken nog steeds grond om er graan en dergelijke op te laten groeien.
Geloof: Deze schepping is volgens creationisten het werk van God of van meerdere goden. Er zijn nog steeds mensen die dit geloven en zelfs vroeger geloofden ze dat al.
ONTWIKKELING (Overgang Jagers en Verzamelaars naar Landbouw)
Overgang naar de Landbouw: Blijkbaar was rond 20.000 v. Chr. het klimaat in het Midden-Oosten zodanig gunstig, dat er in de natuur voedsel in overvloed te vinden was. Daardoor hoefden de mensen niet rond te trekken. Hierna werd in dit gebied het klimaat warmer en droger en nam de overvloed aan wilde planten en dieren af. In die omstandigheden is waarschijnlijk de landbouw ontstaan.
Ontstaan en ontwikkeling van de mens volgens de Evolutietheorie:
A B C D
A: Homo Habilis
B: Homo Erectus
C: Homo Sapiens
D: Homo Sapiens Sapiens
GEBEURTENIS (Grotschildering, Eerste boeren in Limburg 3500 v. Chr., Uitvinding van de Landbouw)
Mensen veranderden hun Leefwijze: Ze werden sedentair, dat wil zeggen dat ze op een vaste plek gingen wonen. De gevolgen van de Argrarische Leefwijze zijn zo groot geweest, dat we spreken van de Sedentaire Revolutie.
Neolithische Revolutie: Overgang van jagen en verzamelen naar landbouw. Dit gebeurde omstreeks 11.000 v. Chr. in het Midden- Oosten, mogelijk veroorzaakt door klimaat veranderingen. In de eeuwen daarna verspreidde de kennis van de landbouw zich naar Europa.
GEDACHTE OF HANDELING (Schilderingen, Grafgiften - Leven na de Dood)
Geloof: Zij geloven dat de aarde en alles wat daarop leeft het gevolg zijn van een schepping. Deze schepping is volgens creationisten het werk van God of van meerdere goden.
PERSONEN ( Ötzi, Mensapen)
Homo habilis: Homo habilis is een uitgestorven mensensoort die 2,2 tot 1,5 miljoen jaar geleden in Oost-Afrika leefde. Deze soort was kleiner dan de tegenwoordige mens en had een geschatte lengte tussen 1,20 m en 1,55 m.
Homo sapiens sapiens: Mens of Homo sapiens is een tweevoetige primatensoort uit de familie Hominidae.
VOGGP: 1.2 Steden in Mesopetamië
Verschijnsel
Verstedelijking: Mensen gingen in stedelijke gemeenschappen wonen, dit was handig omdat mensen dan voor elkaar voedsel konden gaan verbouwen en ontstond er een voedseloverschot. Als je genoeg voedsel hebt kunnen mensen andere beroepen gaan uitoefenen. Voor de rest van de geschiedenis van de mensheid hebben mensen in steden gewoond.
Ontwikkeling:
Ontstaan spijkerschrift: Eerst zeiden mensen alles en moest je het maar vertrouwen of werden er tekeningen gemaakt, maar door het ontstaan van het spijkerschrift kon je alles nalezen.
Gebeurtenis:
Ontstaan eerste dorpen: Rond 6500 v. Chr onstonden in Soemerië de eerste dorpen.
Ontstaan eerste steden: Rond 3500 v.Chr ontstonden de eerste steden in het zuiden van Mesopetamië.
Personen:
Hammurabië, koning van Babylon: Maakte de eerste wetten in spijkerschrift.
Romeinse tijden actueel in museum KerkdrielGeplaatst op
30 november 2014
Laatste update
30 november, 18:05
Foto's
1
Opening expositie over romeinen in museum Kerkdriel.
Margriet de Wilt
KERKDRIEL - Vanaf deze zondag herleven oude tijden bij het Driels Museum in Kerkdriel. De opening van de expositie 'Romeinen tussen de rivieren' is sinds vandaag een feit. Voor de gelegenheid was er een echte Romein afgereisd naar het museum.
Velen leverden hun bijdrage aan de expositie, zoals een tweetal archeologen en musea uit de regio. Zo ontstond er een gevarieerd aanbod aan voorwerpen uit de Romeinse tijd, afkomstig uit het rivierengebied. De Maasdrielenaren Jelle van Hemert en Fredo van Berkel deelden hun archeologische kennis, zodat het Driels Museum een zo realistisch mogelijke afspiegeling had van de regio in de Romeinse tijd. De expositie is komende maanden nog te bewonderen in het museum aan de Teisterbandstraat 38, dat elke zondagmiddag en maandagavond geopend is.
Romeinse schat bij nieuwe Haagse wegIn Den Haag is een schat uit de Romeinse tijd gevonden. Archeologen ontdekten een potje op de plek waar de nieuwe toegangsweg van Den Haag komt te liggen. In dat potje zaten 107 zilveren munten, zes zilveren armbanden, een grote verzilverde speld van een mantel en een paar glazen kraaltjes. 'Omdat alles bij elkaar in een pot zat opgeborgen, moet de schat heel doelbewust zijn begraven', meldde de gemeente Den Haag vrijdag. Wie dat heeft gedaan en waarom, zal waarschijnlijk nooit duidelijk worden.
21 november 2014, 21:08 Bron: ANP
5
De oudste munt in de pot werd geslagen toen keizer Nero regeerde, ergens tussen de jaren 54 en 68 na Christus. De jongste munten zijn ongeveer een eeuw later gemaakt, onder keizer Marcus Aurelius. In die tijd stond er waarschijnlijk een boerendorp op de vindplaats. Er zijn namelijk sporen van boerderijen gevonden. Het is volgens Den Haag ongebruikelijk dat er zo veel zilveren munten op het oude Romeinse platteland worden gevonden.
De waarde van de schat is niet bekend. Mensen kunnen de voorwerpen vanaf komende dinsdag zien in het Haags Historisch Museum.
De Rotterdamsebaan moet in 2019 klaar zijn. De weg loopt van knooppunt Ypenburg tot industrieterrein Binckhorst. Het moet de drukke A12, de Utrechtsebaan, ontlasten. De aanleg kost bijna 600 miljoen euro.
De nieuwe weg gaat voor een deel onder Voorburg door. Dat was in de Romeinse tijd een belangrijke handelsplaats, die Forum Hadriani heette.
filmpje romeinen
http://www.schooltv.nl/no_cache/video/crid/20030623_romeinen01/
3.2
ontwikkeling
steden lopen leeg
erken.Actuele opdracht
Door: Maarten Vromans en Ocker Ghering
Klas: H4C en H4B
Leraar: JOP
Datum: 3 november 2014
Opdracht 1:
Begrip:
Omschrijving:
Connectie met Brazilië
Analfabetisme
De mate waarin ongeletterdheid in een samenleving voorkomt.
Het analfabetisme ligt nu op 12%. Dit geld voor alle inwonende van het land Brazilië
Arbeidsmigratie
De verhuizing van mensen als gevolg van het zoeken naar werk.
Mensen trekken naar het dichtbevolkte oosten van Brazilië. Dat doen ze omdat daar veel werk gelegenheid is.
Beroepsbevolking
Personen van 15 t/m 64 jaar die tenminste twaalf uur per week werken.
Brazilië heeft nu een beroepsbevolking van 104,7 miljoen mensen. Dit houdt dus in dat ongeveer de helft van de inwoners werkt.
Bevolkingsdichtheid
Het (gemiddelde) aantal inwoners per vierkante kilo meter.
23,6/km2 mensen leven vooral in het oosten omdat in het westen het tropisch regenwoud zit.
Bevolkingsgroei
De getalsmatige toename of afname van een groep mensen als resultaat van geboorte en sterfte ( natuurlijke groei) en vestiging en vertrek (sociale groei).
De bevolking van Brazilië groeit met 1,102% per jaar. dat is best wel een behoorlijk percentage en dat heeft ook zeker invloed op de beroepsbevolking.
Bevolkingsspreiding
De wijze waarop de bevolking is verdeeld over de geografische ruimte.
Mensen leven vooral in het oosten. Omdat daar de grote steden zitten en daarom is er meer geld te verdienen.
BRIC-landen
De (semi perifere) opkomende landen Brazilië, Rusland, India en China.
Brazilië heeft een economie die in opkomst is. Dat houdt in dat ze de ontwikkeling hebben gemaakt van periferie naar semi-periferie.
Bruto Nationaal Product
Alles wat – in geldwaarde uitgedrukt – in een jaar door staatsburgers van een land wordt geproduceerd of verdiend. Heet tegenwoordig Bruto Nationaal Inkomen.
het bruto nationaal product in Brazilië is $2.282 biljoen (2011 est.)
Centrum
Begrip uit het centrum – periferie – model: ge bied waar de economische en politieke macht is geconstateerd.
Het oosten van Brazilië zou je een centrum kunnen noemen omdat daar alle banken zitten en alle grote merken van Brazilië.
Dekolonisatie
Het politiek onafhankelijk worden van een voormalige kolonie.
Brazilië was een kolonie van Portugal, maar in 1822 werd het een eigen staat.
Demografische druk
De mate waarin de productieve leeftijdsgroepen de niet-productieve leeftijdsgroepen moeten onderhouden.
De jongeren worden steeds hoger opgeleid en gaan steeds betere banen invullen.
Demografische transitie
Model dat de overgang van een hoog niveau naar een laag niveau van natuurlijke bevolkingsgroei en de tussenliggende sterke toename van de bevolkingsomvang weergeeft een verklaart.
Brazilië zit in de derde fase omdat het steeds beter met ze gaat maar er gaan nog veel mensen dood.
Exploitatiekolonie
Een buitenlands gebied dat door een bepaalde mogendheid bezet wordt gehouden om te dienen als leverancier van goedkope grondstoffen en arbeidskrachten.
In Brazilië hebben de koffieplanters veel kwaad op hun geweten door uitsluitend koffie te verbouwen.
Globalisering
Het steeds verdergaande proces van internationale uitwisseling van goederen, kennis en kapitaal. Ook wel mondialisering genoemd.
Veel grote bedrijven plaatsen een kantoor en winkel in Brazilië omdat het land sterk in opkomst is.
Global shift
Wereldwijde verschuiving in productie, handel en vervoer.
Eerst werd alles geproduceerd in Europa en de VS, maar nu gaat veel industrie naar Oost-Azië, en een deel gaat naar Brazilië.
Godsdienst
Een levensbeschouwing die uitgaat van het bestaan van een of meer goden. Ook wel religie genoemd.
Brazilië is een sterk gelovig land en de meeste mensen zijn Christelijk. Het Christendom is de belangrijkste godsdienst in dit land.
Grijze druk
De verhouding tussen het aantal personen van 65 jaar of ouder en het aantal personen in de zogenaamde ‘productieve leeftijdsgroep’ van 20 t/m 64 jaar.
De meeste ouderen worden verzorgt door hun kinderen omdat familie belangrijk is in de Braziliaanse cultuur.
Groene druk
De verhouding tussen het aantal personen van 0 tot 19 jaar en het aantal personen in de zogenaamde ‘productieve leeftijdsgroep’ van 20 t/m 64 jaar.
Er worden veel kinderen geboren omdat er niet veel uitleg gegeven word over voorbehoedsmiddelen.
Kolonialisme
Het verschijnsel dat een land (dat vaak rijk en machtig is) een ander land in bezit neemt en dit land dan als een deel van zichzelf (als een kolonie) gaat beschouwen met als doel het verwerven van grondstoffen en een afzetmarkt.
Brazilië is een lange tijd een kolonie geweest van Portugal, dat is nog steeds te merken aan de taal want ze spreken nog steeds Portugees in Brazilië.
Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die een bevolking kan verkrijgen voor een gegeven hoeveelheid geld.
De koopkracht stijgt in Brazilië omdat er steeds meer hoger opgeleiden zijn en de prijzen stijgen maar en klein beetje.
Leeftijdsopbouw
De getalsmatige samenstelling van de bevolking naar leeftijd en geslacht.
0-14 jaar: 26,2% (mannen 27.219.651/vrouwen 26.180.040)
15-64 jaar: 67% (mannen 67.524.642/vrouwen 68.809.357)
65 jaar en ouder: 6,7% (mannen 5.796.433/vrouwen 7.899.650) (2011 est.)
Mondialisering
Het steeds verdergaande proces van internationale uitwisseling van goederen, kennis en kapitaal. Wordt meestal globalisering genoemd.
Veel grote bedrijven plaatsen een kantoor en winkel in Brazilië omdat het land sterk in opkomst is.
Nationaal inkomen
Totaaltelling van alle inkomens die in een jaar in een land worden verdiend.
$2.282 biljoen (2011 est.) Dit is al het geld dat Brazilië binnenkrijgt in één jaar. Dit is een gemiddelde.
Periferie
Begrip uit het centrum-periferie-model: randgebied dat buiten het centrum van macht en invloed ligt, maart daarvan wel afhankelijk is.
Het westen van Brazilië is een periferie, er leven niet veel mensen en de mensen die er wonen leven meestal in stammen.
Regionale ongelijkheid
Situatie dat gebieden binnen een land zo sterk van elkaar verschillen op sociaaleconomisch terrein, dat deze verschillen als een maatschappelijk probleem worden ervaren.
In Brazilië heb je het westen wat sterk onder-ontwikkeld is en het economische oosten waar al het geld verdiend wordt.
Semiperiferie
Begrip uit het centrum-periferie-model. Gebied dat een tussenpositie inneemt tussen centrum en periferie en onderworpen is aan het centrum, maar macht uitoefent over een deel van de periferie.
Brazilië is een semiperiferie omdat het oosten al het geld verdiend en het westen sterk achter blijft.
Sociale ongelijkheid
Situatie dat de verschillen op sociaaleconomisch terrein tussen de bevolkingsgroepen binnen een land, gebied of plaats zo groot zijn, dat deze verschillen als een maatschappelijk probleem word ervaren.
In het westen geloven veel mensen in natuur goden en in het oosten zijn de mensen een stuk moderner en geloven er veel mensen in de Rooms-Katholieke kerk. Hierdoor ontstaan veel problemen om wat de wetten moeten zeggen.
Taal
Cultuurelement dat een belangrijk middel is in de overdracht van informatie, gevoelens en ideeën.
In Brazilië praten ze Portugees omdat het vroeger een kolonie was van Portugal.
Vestigingskolonie
Een buitenlands gebied dat door een vreemde mogendheid bezet wordt gehouden om daar een deel van de eigen bevolking te laten wonen.
Door de vroegere bezetting van Brazilië door Portugal zijn er veel Portugezen naar Brazilië verhuist.
Vrijhandel
Handel tussen landen die volledig plaatsvindt volgens de wetten van vraag en aanbod. Het tegenovergestelde van vrijhandel is protectionisme.
Brazilië is een vrij land en er is veel handel. Omdat de regering handel stimuleert. Hierdoor is het handel drijven met ander landen een stuk makkelijker geworden
Wereldsysteem
Indeling van de wereld volgens een bepaald model, zoals het centrum-periferie model, om de economische en politieke machtsverhoudingen uit te drukken.
Brazilië is een semi periferie omdat het oosten al het geld verdiend en het westen sterk achter blijft.
Opdracht 2:
begrip:
omschrijving:
connectie met Nike:
Agglomeratievoordelen
De voordelen van bedrijfsvestiging in een grote stad in de vorm van de aanwezigheid van een grote en koopkrachtige afzetmarkt, een omvangrijke en geschoolde arbeidsmarkt, toeleveringsbedrijven en goede infrastructuur.
Een voordeel kan zijn dat je niet veel transport kosten hebt, omdat de producten al in het desbetreffende land zijn. Zo krijg je ook veel klanten omdat die weten dat het product niet gemaakt is in een lage loonland.
Amerikanisering
Het verschijnsel dat men op steeds meer plaatsen in de wereld uitingen van de (Noord-)Amerikaanse cultuur aantreft (gebruiken, ideeën, merken, producten, enzovoort).
Overal ter wereld zie je winkels van Nike, en zie je mensen met kleding van Nike lopen. Je denkt er niet over na maar je verspreid een deel van Amerika als je iets van Nike koopt.
Economische globalisering
Het steeds verdergaande proces van internationale uitwisseling van goederen, technologie en kapitaal.
Een groot bedrijf zoals Nike laat zijn kleding voor belachelijk lage arbeidslonen produceren in lage loonlanden. Maar het lage minimumloon is niet de enige reden van deze globalisatie, de milieuwetgeving is er vaak erg mild en een aantrekkelijk belastingregime kan ook een reden zijn om je in een ander land te vestigen.
Multinationale onderneming (MNO)
Onderneming met vestigingen in meerdere (ten minste twee) landen.
Nike is een grote multinational en zit verspreid over heel de wereld. Zo hebben ze hun fabrieken bijvoorbeeld al in arme landen, terwijl hun hoofdkantoor wel in het centrum ligt.
Productieketen
Alle activiteiten die in een bepaalde volgorde met elkaar verbonden zijn om een goed voort te brengen, van grondstof tot en met het eindproduct dat gebruikt wordt door de eindconsument.
Nike haalt de grondstoffen uit Afrika en brengt dat naar China om er daar een product van te laten maken, dan wordt het naar de winkels overal ter wereld gestuurd om verkocht te worden.
Transporttechnologie
Moderne technieken waaronder digitale technologie, die het mogelijk maken om goederen sneller, goedkoper en op grotere schaal te vervoeren en te distribueren.
Door technische ontwikkelingen werden de vervoersmiddelen sneller en goedkoper. Door het gebruik van containers en verbetering van de infrastructuur worden ook kosten bespaard. De communicatietechnologie en betere logistiek brengen de transportstromen onder controle. Schaalvergroting leidt tot lagere kosten per eenheid product. Door de veranderingen in de transporttechnologie en communicatietechnologie nemen de relatieve afstanden af.
Communicatietechnologie
Moderne digitale technieken die een snelle, goedkopere en overal toegankelijke uitwisseling van berichten mogelijk maken.
Kapitaal en informatie worden zeer snel verplaatst dankzij de digitale revolutie. Dit heeft gevolgen voor de samenleving en die zijn als volgt:
Sommige groepen en gebieden blijven steeds meer achter. Zo ontstaat er een nieuwe verdeling van het werk over de wereld.
Zo oefenen mondiale netwerken steeds meer invloed uit op het dagelijkse leven, deze netwerken veranderen steeds door de rol van de wereldsteden.
Tijd-ruimtecompressie
Plaatsen blijven in de geografische ruimte even ver van elkaar verwijderd, maar komen in ruimten waar de afstanden niet in kilometers maar in geld (transportkosten) of uren (tijd) worden uitgedrukt, steeds dichter bij elkaar te liggen.
Nike maakt gebruik van een online-winkel waarbij je product via internet kan kopen, dus als jij iets koopt dan wordt dat doorgegeven aan de fabrieken en wordt dat binnen een paar weken weer naar je opgestuurd.
Transnationale onderneming
Onderneming die economisch ook actief is in het buitenland.
Nike heeft in 45 landen een kantoor zitten, en er zijn vele landen die wel een winkel hebben maar geen kantoor dus Nike is actief over de hele wereld.
Metropool
Een miljoenenstad die als internationaal beslissingscentrum belangrijke economische, politiek, wetenschappelijke en culturele functies vervult en die knooppunt is in de netwerksamenleving. Ook wel wereldstad genoemd.
Nike heeft in iedere metropool een winkel zitten, en zijn een duidelijk straatbeeld in die steden. Vaak zitten in die metropolen ook de kantoren voor dat land.
Keuze maken
Het maken van de juiste keuze is niet altijd makkelijk. Sofie staat voor de keuze de havo afmaken en daarna een hbo-opleiding te volgen of nu gaan werken en een deeltijd mbo-opleiding te volgen.
Samenwerken of niet
Tara en Sofie delen samen een kamer en moeten die kamer ook opruimen. Tara en Sofie kunnen dat samen doen (dat gaat het snelst) of het aan de ander over te laten en zo optimaal te profiteren van de inzet van de ander. Zulk gedrag heet meeliftersgedrag. Je lift mee op de inspanningen van de ander en doet zelf niks. Dit probleem – wel of niet samenwerken – staat bekend als het gevangendilemma. Hierbij wordt er van uitgegaan dat iedereen rationeel handelt. Een gevangendilemma kenmerkt zich door het feit dat wat de ander ook doet, je altijd dezelfde strategie kiest, de zogenaamde dominante strategie. Deze leidt niet tot het beste resultaat. Het beste resultaat kan alleen bereikt worden indien er bindende afspraken gemaakt worden.
Het gevangendilemma is afkomstig uit de speltheorie. De speltheorie bestudeert het nemen van beslissingen waarbij de uitkomst afhangt van de keuze van de ander.
Budgetlijn (overgenomen uit Werk vanaf tweede druk)
Een budgetlijn geeft de verschillende combinaties van twee bestedingsmogelijkheden bij een bepaald budget. In onderstaande grafiek wordt dit toegepast op inkomen en vrije tijd. Om drie uur minder per dag te werken moet je € 60 opofferen. De opofferingskosten van 1 uur meer vrije tijd zijn dus € 20. Er ontstaat hierbij een keuzeprobleem. Meer vrije tijd betekent minder werken en minder werken betekent minder inkomen. Niet alleen inkomen draagt bij aan de welvaart, ook vrije tijd draagt daaraan bij.
Kinderen kosten geld
De overheid komt de ouders hierin tegemoet door het geven van kinderbijslag. Zodra jongeren de leeftijd van 16 bereiken zoeken ze heel vaak een bijbaantje en hebben ze hun eerste eigen middelen.
Bijverdienste
Ben je 16 of 17 en thuiswonend dan mag je maximaal € 4.784 per jaar bijverdienen (in 2010). Verdien je meer dan € 4.784 dan wordt er gekort op de kinderbijslag.
Ruilen over de tijd
Sparen is het niet consumeren van inkomen of het uitstellen van consumptie. Over het spaargeld krijg je rente. In feite verplaats je consumptie naar de toekomst. Je ruilt over de tijd. Lenen is wat dat betreft het omgekeerde van sparen. Consumeren wordt dan naar voor gehaald. Het koopmoment ligt voor het moment dat je inkomen ontvangt. Ook hierbij is sprake van ruilen over de tijd. Bij lenen krijg je geen rente maar moet je rente betalen.
Studeren
Ook studeren heeft alles te maken met ruilen over de tijd. Een studie kost geld en tijd. Het is een investering die later vruchten (geld/inkomen) op moet leveren. Het alternatief van geen hogere studie is meteen gaan werken. Dan kun je meteen oogsten, zei het dat die oogst tot je pensioen veel lager zal zijn in vergelijking met iemand die wel een hogere studie heeft gevolgd.
Eenmaal een hogere opleiding afgerond, ga je op zoek naar werk. Dit kan zijn in dienst van een bedrijf als werknemer of als zelfstandig ondernemer. In loondienst werken verschaft meer zekerheid maar als zelfstandige kan het inkomen hoger zijn.
Als werknemer verdien je een bepaald (bruto) loon. Op dat loon wordt de loonheffing (een soort voorschot op de inkomensheffing) ingehouden.
Loonheffing
De loonheffing bestaat uit loonbelasting en premies volksverzekeringen. De premies volksverzekeringen wordt betaald voor de AOW, de ANW en de AWBZ. Daarnaast wordt op het bruto salaris de pensioenpremie en de premie Zorgverzekeringswet (ZVW) ingehouden.
Het brutoloon min de loonheffing, min de pensioenpremie en min de premie ZVW geeft het netto of besteedbaar loon.
Inkomensheffing
De inkomensheffing werkt als volgt:
bruto jaarinkomen
- aftrekposten
= belastbaar inkomen
- heffingsbedrag
= netto inkomen
Het heffingsbedrag wordt berekend over de verschillende schijven die op het inkomen van toepassing zijn. De algemene heffingskorting en de arbeidskorting verlagen het bedrag dat uiteindelijk betaald moet worden.
Gemiddeld en marginaal tarief
Over de eerste twee schijven (tot een bedrag van € 32.127) betaal je ongeveer € 6.500 aan premies volksverzekeringen en € 1.960 aan belastingen. Iemand met een inkomen van € 100.000 betaalt ongeveer € 6.500 aan premies volksverzekeringen en € 35.000 aan belastingen. In dit geval bedraagt het marginaal tarief 52% (hoogste tarief dat van toepassing is) en het gemiddeld tarief is 41.500/100.000 x 100% = 41,5%.
Progressief, proportioneel en degressief
De inkomensheffing is progressief als bij een stijging van het inkomen het heffingspercentage ook hoger wordt. Progressieve belastingen nivelleren de inkomensverdeling.
De inkomensheffing is proportioneel als bij een stijging van het inkomen het heffingspercentage constant blijft.
De inkomensheffing is degressief als bij een stijging van het inkomen het heffingspercentage lager wordt. Degressieve belastingen denivelleren de inkomensverdeling.
Inkomensverdeling
Niet iedereen heeft eenzelfde inkomen, sommige mensen hebben een laag inkomen en anderen een hoog inkomen. Een inkomensverdeling laat zien welk deel (percentage) van het totale inkomen een bepaald percentage van de mensen heeft. In een grafiek getekend, levert dit een lorenzcurve op. Een lorenzcurve geeft de mate van ongelijkheid van de inkomensverdeling over personen weer. Hoe dikker de buik van de lorenzcurve hoe ongelijker (schever) de inkomensverdeling. Als de inkomensverdeling gelijker wordt spreken we van nivelleren en wordt de inkomensverdeling ongelijker dan is er sprake van denivelleren. Op grond van de lorenzcurve kun je echter geen uitspraak doen over rechtvaardig of onrechtvaardig.
Primaire en secundaire inkomensverdeling
Primiare inkomens zijn alle bij het productieproces verdiende bruto inkomens, zoals loon, pacht, huur, rente en winst. Het primaire inkomen wordt door de overheid herverdeeld. Er worden enerzijds belasting en sociale premies door de overheid ingehouden en anderzijds uitkeringen, subsidies en toeslagen betaald. Het inkomen na herverdeling noemen we het secundaire inkomen.
Secundair inkomen = primair inkomen – ingehouden belastingen en sociale premies + uitkeringen.
Het secundaire inkomen is het netto besteedbaar inkomen.
Eigen baas
Eigen baas zijn betekent een overzichtelijke administratie voeren zoals het opstellen van een balans en het opstellen van een resultatenrekening.
De balans
De balans geeft een overzicht van de bezittingen en het vermogen op één bepaald moment. Op de balans staan voorraadgrootheden. Aan de bezittingenkant (actiefzijde of debet) kun je onderscheid maken tussen vaste, vlottende en liquide activa. Aan de vermogenskant (passiefzijde of credit) kan er onderscheid gemaakt worden tussen eigen vermogen en vreemd vermogen (schulden). De creditkant van de balans laat zien over hoeveel vermogen (geld) de zaak kan beschikken. Op de debetkant van de balans kun je zien wat er met dat vermogen is gedaan.
Zie hieronder een voorbeeld van een balans op 1 januari 2010.
debet
Balans 1 januari 2010
credit
vaste activa
eigen vermogen
281.200
gebouwen
300.000
machines
260.000
lang vreemd vermogen
inventaris
120.000
7% hypothecaire lening
240.000
bedrijfskrediet
40.000
vlottende activa
onderhandse lening
160.000
debiteuren
30.000
voorraden
60.000
kort vreemd vermogen
vooruitbetaalde huur
6.000
crediteuren
66.000
Nog te betalen interest
4.800
liquide activa
te betalen garagerekening
4.000
bank
12.000
kas
8.000
totaal
796.000
totaal
796.000
De resultatenrekening
De resultatenrekening is een overzicht van de opbrengsten (omzet) en de kosten in een bepaalde periode (vaak één jaar). Opbrengsten en kosten zijn periodegrootheden.
De omzet min alle kosten geeft de winst in een bepaalde periode.
Kosten
Resultatenrekening 2010
Opbrengsten
inkoopwaarde omzet
560.000
Omzet
910.000
rentekosten
32.000
huurkosten
32.000
loonkosten
150.000
energiekosten
21.000
winstsaldo
105.000
Totaal
910.000
Totaal
910.000
De toegevoegde waarde of productiewaarde is gelijk aan de omzet min de inkopen (van grondstoffen, hulpstoffen, producten) en min diensten van derden.
In bovenstaand voorbeeld is dat € 910.000 – € 560.000 – € 21.000 = € 329.000.
Risico
Het leven van alledag zit vol risico’s. Je kunt een been breken, je fiets kan gestolen worden, je kunt ziek worden, etc. Mensen willen risico’s zoveel mogelijk vermijden en zeker de kosten die die risico’s met zich meebrengen. Verzekeringen spelen daarop in en bieden verzekeringspakketten aan die mogelijke schade vergoeden. Hiervoor moet de verzekerde een premie betalen. De hoogte van de verzekeringspremie is afhankelijk van de kans dat het risico optreedt en de hoogte van de vergoeding die dan moet worden uitgekeerd.
Particulier en sociale verzekeringen
Je kunt je bij een particuliere verzekeringsmaatschappij verzekeren voor diefstal, brand, schade aan auto of inboedel, etc. In het algemeen bemoeit de overheid zich niet met de particuliere verzekeraars. Anders is het gesteld met de sociale verzekeringen die bij wet zijn vastgelegd. Sociale verzekeringen verzekeren mensen tegen inkomensverlies (werkloosheid, ouderdom) of tegen hoge kosten (ziekte, kinderen). De overheid bepaalt de verzekeringsvoorwaarden en stelt de premie vast.
Sociale verzekeringen zijn gebaseerd op solidariteit: de rijke komt op voor de arme, de gezonde voor de zieke, de werkende voor de werkloze. De premie die betaald moet worden is inkomensafhankelijk (draagkrachtbeginsel). Niemand kan uitgesloten worden van een sociale verzekering, iedereen wordt geaccepteerd.
Volksverzekeringen
Volksverzekeringen zijn verplicht voor alle mensen die in Nederland wonen. De uitkering is meestal een vast bedrag. Er zijn vier volksverzekeringen:
AOW: Algemene Ouderdomswet. Krijgt iedereen vanaf zijn 65e verjaardag. De uitkering is gelijk aan het sociaal minimum. Voor een volledige uitkering moet je 50 jaar in Nederland gewoond hebben.
AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Vergoedt de kosten van langdurige verpleging of psychiatrie.
Anw: Algemene Nabestaandenwet. Geeft kinderen (tot 18 jaar) en partner een minimumuitkering. De uitkering is inkomensafhankelijk.
AKW: Algemene Kinderbijslagwet. Komt tegemoet in de kosten die kinderen (tot 18 jaar) met zich meebrengen. De uitkering wordt betaald door de overheid uit de belastinginkomsten.
Zorgverzekeringswet
Is een particuliere verzekering, maar heeft veel kenmerken van een sociale verzekering. Iedereen is verplicht om de basisverzekering af te sluiten waarvan de premie deels inkomensafhankelijk is. De basisverzekering vergoedt de kosten voor huisarts, medicijnen en specialistische hulp. Verzekeringsmaatschappijen hebben een acceptatieplicht. Zij mogen niemand uitsluiten (geen risicoselectie). Mensen met een laag inkomen krijgen van de overheid een zorgtoeslag als bijdrage in de premie. De zorgtoeslag is maximaal € 57 per maand en wordt betaald uit de belastingen. Naast de basisverzekering kunnen mensen een aanvullende verzekering afsluiten (tandarts). De aanvullende verzekeringen zijn particuliere verzekeringen en vrijwillig.
Werknemersverzekeringen
WW: Werkloosheidswet. Geeft een uitkering bij werkloosheid. De uitkering is 70% van het laatstverdiende loon. De duur is afhankelijk van het arbeidsverleden.
ZW:Ziektewet. Bij ziekte moet de werkgever tot maximaal twee jaar het loon doorbetalen.
WIA: Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. Bij volledige arbeidsongeschiktheid krijg je op grond van de WIA een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Als een werknemer gedeeltelijk is afgekeurd, moet de werkgever zorgen voor aangepast werk.
Sociale voorzieningen
Sociale voorzieningen zijn er voor mensen die geen uitkering kunnen krijgen van een werknemersverzekering of een volksverzekering, maar wel financieel ondersteund moeten worden. De overheid betaalt de sociale voorzieningen uit de belastingopbrengst. De belangrijkste sociale voorziening is de Wet werk en bijstand (WBB). De hoogte van een bijstandsuitkering is het sociaal minimum. Voor jonge gehandicapten zonder arbeidsverleden is er een speciale Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jong gehandicapten (Wajong).
Asymmetrische informatie, averechtse selectie en moreelwangedrag
Bij het afsluiten van een verzekering weet de verzekerde meer over de kans op risico dat hij loopt dan de verzekeringsmaatschappij: er is sprake van ongelijke of asymmetrische informatie.
Averechts selectie wil zeggen dat alleen de slechte risico’s zich verzekeren. In dat geval zal de premie zo sterk stijgen dat verzekeren niet meer zinvol is. De markt faalt in dat geval.
Van moreel wangedrag is sprake als iemand meer risico’s neemt omdat hij verzekerd is. Door invoering van een eigen risico proberen verzekeringen dit tegen te gaan.
Omslagstelsel en kapitaaldekkingsstelsel
De meeste particuliere en sociale verzekeringen werken volgens het omslagstelsel: de premies die ze nu ontvangen worden gebruikt om nu uitkeringen te doen.
Pensioenen, levensverzekeringen en uitvaartverzekeringen werken volgens het kapitaaldekkingsstelsel. Gedurende een groot deel van het leven betalen mensen premies die door de verzekeraar belegd worden om later de uitkering te kunnen betalen. Er is hierbij weer sprake van ruilen over de tijd (men spaart voor later).
Koopkracht
Wat je kunt kopen van het geld van je bijverdiensten is afhankelijk van de prijzen van de producten die je hiermee wilt kopen. Als jou inkomen stijgt kun je meer kopen. Als de prijzen stijgen kun je minder kopen. Met andere woorden de koopkracht van je inkomen (= reëel inkomen) is afhankelijk van de hoogte van het inkomen en de inflatie (prijsstijging). Om te weten of de koopkracht in een bepaald jaar gestegen is moet je werken met indexcijfers.
indexcijfer van het (nominaal) inkomen
Indexcijfer reële inkomen =
————————————————--
x 100
prijsindexcijfer
Consumentenprijsindex
Bij het berekenen van de koopkracht moet er rekening gehouden worden met de prijsontwikkeling van de diverse producten en het belang of het gewicht van die producten in de totale uitgaven. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) houdt zich hiermee bezig. Aan de hand van een budgetonderzoek bepaalt het CBS de wegingsfactoren van elke artikelgroep en elk artikel binnen die artikelgroep. De wegingsfactoren geven aan welk deel van de totale uitgaven aan een bepaalde artikelgroep wordt uitgegeven. Jaarlijks verandert het bestedingspatroon en worden de gewichten door het CBS bijgesteld. Door vervolgens na te gaan hoe de prijzen van de diverse producten zich ontwikkelen kan vervolgens een samengesteld gewogen prijsindexcijfer, de consumentenprijsindex berekend worden. Elk prijsindexcijfer wordt vermenigvuldigd met zijn wegingsfactoren en bij elkaar opgeteld en tenslotte gedeeld door de som van de gewichten.
In formulevorm:
Σ(Pi x Gi)
CPI =
———--
ΣGi
Pi = prijsindexcijfer van elk product
Gi = wegingsfactor van elk product
Σ = somteken
Nominale en reële rente
Inflatie leidt tot een daling van het reële inkomen. De koopkracht van het geld daalt: er is sprake van geldontwaarding. Door inflatie neemt de koopkracht van het spaargeld af en is de reële rentevergoeding lager dan de nominale rentevergoeding. De nominale rente (vergoeding) is de rentepercentage dat de bank vergoedt. De reële rente is de nominale rente gecorrigeerd voor inflatie. De reële rente kan berekend worden met indexcijfers:
indexcijfer nominale rente
Indexcijfer reële rente =
——————————--
x 100
prijsindexcijfer
AOW
De AOW is een uitkering voor alle mensen woonachtig in Nederland vanaf hun 65e levensjaar. Iedereen die vanaf zijn 15e tot zijn 65e in woonachtig was in Nederland krijgt een volledige AOW-uitkering. Voor ieder jaar dat je in die periode niet in Nederland woonachtig was wordt de uitkering met 2% verminderd. De AOW bedraagt 50% van het bruto minimum loon. Een alleenstaande krijgt 70% van het bruto minimum loon. De AOW wordt gefinancierd volgens het omslagstelsel. Dat betekent dat het aantal AOW’ers × uitkering = inkomensverdieners × premie.
Bedrijfspensioen
Een bedrijfspensioen geeft een aanvulling op de AOW-uitkering. Iemand die 40 jaar pensioenpremie heeft betaald, krijgt een zodanige aanvulling op de AOW, dat het totale inkomen 70% van het laatstverdiende loon of 80% van het gemiddeld verdiende loon bedraagt. De pensioenfondsen (ABP, Zwitserleven Gevoel) beheren de betaalde premies en betalen de uitkeringen. De premiegelden (= maandelijkse afdracht van de werknemers) worden belegd in aandelen, obligaties en onroerend goed (kapitaaldekkingsstelsel). Daarbij moeten ze letten op de risico’s. Het beleggen in aandelen heeft meer risico’s dan het beleggen in obligaties. Ook dit is weer een voorbeeld van ruilen over de tijd!
Aandelen
Aandelen zijn eigendomsbewijzen in een onderneming. De aandelen worden verhandeld op de effectenbeurs. Een aandeel kan stijgen of dalen in waarde afhankelijk van de winstverwachtingen van de onderneming en de ontwikkeling van de rente. Winstuitkeringen en koersveranderingen bepalen het rendement van een aandeel. Het rendement op een aandeel kan berekend worden door de opbrengst in een bepaalde periode uit te drukken in een percentage van het ingelegde bedrag (koopsom van het aandeel). Het risico bij aandelen bestaat hierin dat het rendement (de opbrengst) onzeker is en dat bij faillissement de hele waarde van het aandeel of een groot deel daarvan teniet gaat.
Obligaties
Obligaties zijn schuldbekentenissen van bedrijven en/of overheid met een vaste rente en een vaste looptijd. De belegger krijgt elk jaar een vaste rente en op het einde van de looptijd krijgt zij het ingelegde geld terug. Een obligatie biedt meer zekerheid dan een aandeel maar het rendement op een obligatie is veelal lager. Ook de koers van een obligatie kan fluctueren. Als de rente daalt hebben bestaande obligaties daar geen last van (is immers een vast rentepercentage) maar nieuwe obligaties wel. Dat betekent dat bestaande obligaties aantrekkelijker worden en de beurskoers van die obligaties zal stijgen.
Waardevast en welvaartsvast
Als de pensioenen elk jaar evenveel stijgen als de inflatiepercentage dan is de uitkering waardevast. Als de pensioenen elk jaar stijgen met de gemiddelde stijging van de cao-lonen spreken we van een welvaartsvast pensioen.
Intertemporele ruil
Van intertemporele ruil of ruilen over de tijd is ook sprake als we kijken naar de opbrengsten of kosten van generaties. Kinderen en jonge mensen zijn voordat ze gaan werken netto ontvangers van overdrachten. Werkende mensen zijn netto betalers van overdrachten (via belastingen en premies) en 65-plussers zijn weer netto ontvangers van overdrachten. Aan het einde van de levensloop is de ontvangen hulp ongeveer gelijk aan de verstrekte hulp.
Er is hierbij sprake van solidariteit tussen generaties en dit is in wetten vastgelegd. We spreken in dat verband van de verzorgingsstaat. De verzorgingsstaat is een samenleving waarin de overheid zorgt voor de sociale zekerheid.
Naast overdrachten van inkomen vinden er ook overdrachten van vermogen plaats. Ouderen hebben vaak een bepaald vermogen opgebouwd dat bij overlijden overgaat naar een jongere generatie. Datzelfde zien wij bij de stand van de wetenschap. Iedere nieuwe generatie kan weer voortbouwen op de kennis die in het verleden is vergaard.
Duurzaamheid
Maar niet alleen positieve dingen worden doorgegeven aan toekomstige generaties. De nieuwe generatie wordt ook opgezadeld met milieuproblemen zoals ontbossing, erosie, het uitsterven van planten- en diersoorten en de mogelijke klimaatverandering en uitputting van grondstoffen. Vandaar dan ook de oproep tot duurzame productie. Duurzame productie is productie waarbij de welvaartskansen van toekomstige generaties niet wordt geschaad.
De vergrijzing
De overdrachten die de mensen van de overheid gedurende hun leven ontvangen zijn ongeveer gelijk aan de totale overdrachten aan de overheid. Dat is geen probleem zolang er geen sterke schommelingen ontstaan in het geboortecijfer, het sterftecijfer of de levensverwachting. Is dat wel het geval – zoals de babyboom in de jaren na de 2e wereldoorlog – dan kan dat wel problemen opleveren. Nu de babybomers op pensioen gaan, zijn de betaalde AOW-premies onvoldoende om iedereen een AOW-uitkering te garanderen. Voor een deel worden de AOW-uitkeringen betaald met belastinggelden, die natuurlijk ook weer opgebracht moeten worden door de werkende generatie.
begrippen:Algemeen
Titel: dagen van gras
Auteur: dagen van gras
Uitgever: Lijsters
Eerste uitgave: 2009
Het boek is een roman.
Uitleg van de titel:
Ik vind de titel van het boek niet helemaal bij het boek passen maar als je erover na gaat denken snap je de titel van het boek wel. Het boek gaat over de tijd die Ben mee maakt en door brengt in de klinieken. Hoeveel dagen hij daar wel niet zit, hij heeft daar zeeën van tijd. Hij was voor dat die in de klinieken zat vaak in de boomhut en in de natuur ik denk dat daar vandaan het gras komt. De dagen van gras, de dagen die hij doorbracht in zijn boomhut samen met zijn beste vriend Tom. Maar misschien wil de schrijven ook wel iets zeggen over dagen die hij rond brengt, opgesloten en alleen, in zijn klinieken.
Personages
Ben:
In het begin lijkt Ben een hele normale jongen met een beetje een rare jeugd maar verder lijkt alles normaal. Hij is rustig en heeft maar 1 beste vriend. Dat is Tom. Tom is zijn allerbeste vriend waar hij alles mee doet. Ze zitten vaak samen in de boomhut waar ze dan muziek luisteren en blowen. Een citaat uit het begin van het boek:
Ik heet Ben. Ik ben geboren op een dinsdagmorgen in het Sophia Ziekenhuis in Zwolle, deze zomer achttien jaar geleden. Ik woog zeven pond en was achtenveertig centimeter lang. Het Sophia Ziekenhuis bestaat nu niet meer: het is afgebroken. Net als mijn lagere school, die is ook gesloopt. En van mijn eerste middelbare school hebben ze een appartementencomplex gemaakt: alleen de gevel is blijven staan. Als ik mensen zou willen wijzen waar ik naar school ben geweest, heb ik foto’s nodig. Maar die heb ik niet. Die heeft niemand. Ik bedoel: van je beste vrienden uit je schooltijd een foto bewaren, dat begrijp ik wel. Maar wie heeft er foto’s van de school zelf. Ik kwam niet alleen uit de buik van mijn moeder, die dinsdagmorgen. Ik had een tweelingbroer die David heette. Maar David overleed drie dagen na zijn geboorte. Hij is nooit het ziekenhuis uit geweest. Van Davids leven bestaat geen enkel gebouw meer. Geen enkele foto.
Je leest daar dat die een beetje rare jeugd heeft gehad maar dat verder alles redelijk normaal aan hem is. Maar dat veranderd later in het boek. Hij komt in een psychose terecht waardoor het helemaal verkeerd gaat. Na een bad trip hoort hij soms stemmen en ziet hij dingen die hij niet hoort te zien. Hij moet hierdoor ook naar een kliniek. Maar dat wil hij helemaal niet en hij begrijpt er niks van. In het boek wordt hij vaak beschreven als een beetje een klungelige jongen met maar 1 vriend.
Tom:
Tom is de beste vriend van Ben maar is heel anders. Hij lijkt vaak voor Ben een voorbeeld omdat hij alles wel slim aanpakt en nooit echt in de problemen komt. Hij is ook rustig zoals Ben maar heeft wel slimme en leuke plannen. De plannen zoals naar Amsterdam gaan om Paddo’s te kopen komen ook altijd van hem. Maar als Tom in het boek overlijd dan stort de wereld van Ben eigenlijk nog verder in. Hij komt er zelf achter maar zijn moeder doet er heel geheimzinnig over. Soms lijkt het in het boek alsof Tom verzonnen is en alsof hij helemaal geen vriend heeft maar alleen een verzonnen vriend. Dat lijkt bijvoorbeeld in het stukje over als hij erachter komt dat Tom dood is. Zijn moeder doet er heel vaag over alsof ze hem niet begrijpt.
Sommige mensen denken dat zijn moeder het over de dood van zijn vader heeft want die is ook overleden maar dat had ze hem al eerder proberen te vertellen maar dat was niet helemaal aangekomen. Tom heeft een witte huid en veel sproeten en rood haar. Hij was dun en had weinig spieren.
Anna:
Anna is een meisje die ook in de kliniek in Den Dolder zit en ze krijg een hele goede band met Ben. Maar later is ze ineens verdwenen wat Ben echt niet leuk vind. Ben is verliefd op Anna en hij droomt zelfs een keer dat ze samen op haar kamer zijn. Dat zij graag wilt dat hij haar aanraakt en dan gebeuren er meerdere dingen. Maar dan wordt hij wakker en blijkt het allemaal maar een droom te zijn.
Decor
Tijd:
Het speelt zich af in nu, je ziet dat aan de moderne apparatuur waar ze het over hebben en de techniek van de kliniek. Vroeger had je niet eens klinieken maar nu kan hij zo overstappen van de ene kliniek naar de andere kliniek. Ook is het tegenwoordige tijd.
Plaatsen:
Het verhaal speelt zich in het beging af in hun eigen huis en soms bij Ben op school. Ook zit hij soms in de boomhut met Tom. Het speelt zich verder nog af in zijn klinieken en even in de stad Amsterdam. Er komen veel verschillende plaatsen in voor omdat hij vaak van huis veranderd.
verhaal
samenvatting:
De hoofdpersoon is Ben. In de proloog vertelt Ben over waar hij nu leeft. Vanaf het eerste hoofdstuk vertelt hij over zijn hele jeugd en hoe hij terecht is gekomen in de adolescentenkliniek en hoe hij uiteindelijk beter is geworden.
Ben woont zijn hele leven al op het landgoed Weldra met zijn ouders. Zijn opa en oma wonen in een huis iets verder op. Ben heeft een goede band met zijn vader, die hem de passie voor muziek heeft overgedragen. Zijn ouders gaan echter scheiden dus Ben ziet hem bijna nooit meer. Ook met zijn opa heeft Ben een goede band, hij is altijd een soort voorbeeld voor hem geweest, iemand naar wie hij tegen op keek. Hij heeft hem ook leren schaken, dit is een onderwerp die vaak voor komt in het boek. Met zijn moeder heeft hij een wat minder goede band. Zijn moeder is vaak depressief.
Toen Ben negen jaar was, kwam er een nieuwe familie op het landgoed wonen, met een jongen die Tom heette, zij worden in korte tijd beste vrienden. Ze delen alles met elkaar, waaronder de passie voor muziek luisteren en spelen. Hun droom is om samen een band op te richten en beroemd te worden. Hun favoriete plek om muziek te luisteren is de boomhut die Ben’s vader voor hem heeft gemaakt. Naarmate de jongens ouder worden gaan ze experimenteren met allerlei dingen. Tom is gewaagder dan Ben, dus alle ideeën over jointjes, paddo’s en de rest komen van hem. Meestal gaat het goed maar als Ben en Tom op een dag in de boomhut een jointje roken en in slaap vallen, ontstaat er brand in de boomhut. Ben wordt net op tijd wakker en kan uit de boomhut springen, hij breekt alleen zijn arm en raakt bewusteloos. Hij wordt pas wakker als hij in het ziekenhuis is. Daarna wordt hij naar een jeugdkliniek, de Thorbeckehof, gestuurd omdat hij door al dat drugsgebruik een psychose (een psychische aandoening waarbij de patiënt het normale contact met de werkelijkheid kwijt is) heeft gehad. Het gaat hier niet zo goed met hem. Hij schrijft brieven voor zijn vader en Tom. Hij krijgt echter geen antwoord. Na een tijdje heeft hij een droom over de boomhutbrand. Hij droomt dat Tom niet op tijd wakker werd en daarom dood is gegaan. Als zijn moeder hem komt bezoeken vraagt hij of dat waar is, zij zegt ja. Maar het is niet duidelijk of zij het over Tom heeft of over zijn vader, want die blijkt ook dood te zijn.
Als het iets beter met Ben gaat wordt hij overgeplaatst in een adolescentenkliniek, Den Dolder in Zwolle. Hier ontmoet hij Anna, met wie hij een goede band krijgt. Ben zegt aan het begin van het boek dat Anna de reden is waarom het nu weer zo goed met hem gaat. Als Anna wordt ontslagen uit de kliniek, zonder afscheid te nemen, gaat het ineens heel goed met Ben. Hij heeft veel meer motivatie om beter te worden en uit de kliniek te komen. Het gaat zo goed met hem dat hij weer wordt overgeplaatst naar een steunwoning voor adolescenten (De Dwars) in Amsterdam. Voordat hij naar De Dwars vertrekt, geeft zijn moeder hem een brief die zijn vader vlak voor zijn overlijden had geschreven. Hierin vertelt hij Ben voor het eerst dat hij een ernstige ziekte had en dat hij spoedig zal overlijden.
het einde
Het einde is gesloten, je hebt nog wel vragen maar die worden niet meer beantwoord.
vertelwijze
De vertelwijze is de ik-vorm maar op sommige momenten is het de jij-vorm want dan verteld Ben over iets wat hij moeilijk vind. Hij verteld dan vaak over de Thorbeckehof of over zijn school. Je ziet dat hij het er moeilijk mee heeft en daarom verteld hij denk ik in de jij-vorm. Het is de ik-vorm omdat het vanuit Ben wordt verteld.
Tijd
Het verhaal is chronologisch verteld want alleen in het begint is er een flash-back. In het begin verteld hij over de vriendschap van hem en Tom en hoe dat ontstaan is. Dan over zijn ouders en nog vaak over Tom. Je leest dan ook over dat die blijft zitten en dat die het jaar dus over moet doen. Daarna komt die terecht in een bad trip en moet hij later naar de kliniek. Dat gebeurd allemaal chronologische volgorde met af en toe dingen uitgebreid verteld en sommige dingen worden heel snel besproken.
First give the title and author of your novel, then proceed with answering the questions. Remember, this is to help you prepare for your oral exam next year, so make sure your answers are as complete as possible.
Life of Pi
By Yann Marte
1. Write a summary of the plot . ( about 200-300 words)
Life of Pi has three parts. The first one is where the protagonist, being an adult now, looks back upon his childhood. How he got named after a swimming pool, being named Piscine Molitor Patel. How he dramatically changed his name to Pi when he started to attend secondary school. How he was born as a Hindu, but as a fourteen-year-old, came into contact with Christianity and Islam and started to follow three religions. How his dad had a zoo, how he knew everything about it and how, due to economical issues, his dad sold the zoo and all the animals and his family went with a boat to Canada to live there.In the second part, it all goes wrong. The boat sinks and Pi ends up with a tiger, a hyena, a zebra and an orang-utan in a small lifeboat. All the other people and animals are immediately drown. The tiger eats the hyena, who eats the zebra and orang-utan, so there are soon only two left. Food and water supplies are low. Pi starts fishing to get food for him and the tiger, as he doesn’t want him to die, for he would be all alone on the ocean. Pi makes sure, with all his zoo-keeper’s-son knowledge, that the tiger believes Pi is the alpha and therefore doesn’t attack the boy. 227 pass and Pi manages to stay alive, sometimes half in delusion, mostly with thirst and hunger, but after 227 days the lifeboat reaches the coast of Mexico. The third part is mainly a conversation between two people from the maritime department. Since they want to know what might have gone wrong with the ship and Pi is the only survivor, he is asked to tell the story. He does, but the two people don’t believe him. He tells another story, where the orang-utan was his mother, the hyena was a cowardly cook, who actually ate his mother and a boat mate, who represented the zebra. The tiger being Pi himself. All the things that happened to the animals happened now to the humans and everything was logical, which was obviously not in the other story. Pi ask the two people which one of the two stories, since they shouldn’t care which one is true, which of the stories they prefer, which is the better story. The people say it’s the story with the animals. Pi thanks them and say this also goes for God.
2. Explain the title, use quotes from the novel. ( 100-300 words)
The book is about the life of Pi.
3. Discuss the themes of your novel. Make use of quotes and examples. ( about 200-400 words)
Don’t know what to do with this question.
4. What is the setting of the story? When and where does it take place. How do you know? Use examples from the text and again, use quotes to prove your point. Can you say something about the social/cultural setting? (200-400 words)
The story first takes place in Pondicherry, India. Piscine’s father is the owner of the Pondicherry Zoo and there are also little parts that take place within the zoo.
The family leaves India on June 21st, 1977 and this is when they go aboard a Japanese cargo ship named Tsintsum. The rest of the story takes place on the Pacific Ocean where Pi lives in a boat. This lasts 227 days. The last part of the story takes place in Tomatlán, Mexico.
5. Is the story told with flashbacks or flash forwards, or is the story chronological throughout? Use examples to indicate the style. ( 100-200 words)
The story is chronological told.
6. Describe the main characters. How do they develop in the story; why do they say/do what they say/do, what is the relevance of their actions to the story? Again try to use quotes from the text. (300-500 words)
Piscine Molitor Patel:
This boy is the main character in the book. He is known to everyone as Pi, which is the name he gave himself at a new school after being sick of everyone calling him nasty names. He gets his unusual name from the French word for pool—and, more specifically, from a pool in Paris in which a close family friend, Francis Adirubasamy, loved to swim. You get a view of his childhood in which he took up swimming and learnt to love it. When he becomes a teenager he talks about the different religions that he was interested in, which seems weird to others surrounding them as everyone usually just has one religion that they follow. You see that he has a very strong character and likes to learn new stuff and deepens himself in the history of certain things.He doesn’t mention many friends in the story, which makes the reader believe he’s more of a loner and very independent. He’s a true individual and has an extremely strong soul, which is learnt as he makes his 227-day journey on the Pacific Ocean.
Richard Parker:
This is quite an odd character in the book as it is a Royal Bengai tiger. I mentioned this tiger only because I do believe it plays quite an important role in the story. He got his name from the person who captured him, and after a mistake with switching the names of the catcher and the tiger, who was originally named Thirsty.The tiger is worth mentioning as he is present the full 227 days that Pi makes his journey. Survival is hard for both of them and Richard Parker develops from an aggressive 450-pound tiger, to a weak and skinny animal.
Richard Parker came from the Pondicherry Zoo and was being transported to Canada, but sought shelter in the lifeboat when the ship began to sink.
He surprisingly doesn’t attack Pi, but simply accepts the boy. Part of this reason is possibly that Pi is the one who feeds him and cleans up after him on the lifeboat.
7. From whose perspective is the story told? How do you know and why did the writer choose this point of view? Support your ideas with examples from the text. (100-300 words)
The main part of the story is seen from Pi’s point of view in first person. You get a look at his desperation, his hope for rescue and his giving up on everything.However, in the first and last chapter of the book, it is the author himself who has the word and explains how he got to hearing the story about Pi.
9. What symbols/metaphors does the writer use in his novel? Please explain them by using quotes/examples from the book.
He doesn’t use any symbols or metaphors in this book.
10. Give your own opinion of the book. (200-300 words)
I have to admit that this book was definetely a page-turner. When I first started reading, it was not as interesting as I had hoped since the author went into a lot of details from Pi’s childhood. However, after you see how Pi’s character is defined and when his journey begins, it becomes hard to put down the book. The struggle for Pi’s survival was very touching to me and the fact that he manages to survive the entire journey is breathtaking, looking at the little tools he had available. What also interested me was Richard Parker, the tiger, whom Pi shared the lifeboat with. There was some sort of bond between them that is very uncommon for a human and a hungry tiger. In a way the tiger kept Pi alert and gave him some sense of companion which helped him in the journey. The way the author wrote, by journal entry, was very interesting and gave a playful look to the way the book was divided. It was a diary-like written book. I definetely recommend this book, as I was very much pulled in by this story and I guarrentee the next reader will be too.
Geschiedenis van de Aarde
De geschiedenis van de Aarde schetst het ontstaan en de ontwikkeling van de planeet waarop de mensheid leeft. Volgens gangbare wetenschappelijke inzichten is de Aardeongeveer 4,56 miljard jaar (4,56·109 jaar = 4.560.000.000 jaar = 4,56 Ga) geleden gevormd door accretie van materiaal uit de Zonnenevel.[1] De ouderdom van de Aarde is vastgesteld door radiometrische datering van de oudste gesteenten en meteorieten (de andere planeten uit ons Zonnestelsel zijn ongeveer tezelfdertijd ontstaan). Ter vergelijking: het heelal ontstond waarschijnlijk met de oerknal, naar schatting 13,7 Ga geleden[2] en daarmee is het ongeveer drie keer zo oud als de Aarde.
Dit artikel geeft een samenvatting van wetenschappelijke theorieën over en inzichten in de geschiedenis van het systeem Aarde, dat bestaat uit de atmosfeer, de hydrosfeer, debiosfeer en de vaste Aarde. Deze inzichten zijn ontstaan door ontdekkingen in zeer uiteenlopende vakgebieden, zoals geochemie, geologie, evolutiebiologie, paleomagnetisme,ecologie, seismologie of astronomie. Nog steeds bestaan met name over de vroegste geschiedenis van de Aarde een hoop onduidelijkheden, waarover de wetenschappelijke inzichten nog verschillen.
De enorme ouderdom van de Aarde wordt wel eens aanschouwelijk gemaakt door de geschiedenis van de Aarde te vergelijken met het verloop van een dag, waarbij elke seconde 53.000 jaar voorstelt. Hierbij ziet men duidelijk dat het leven verreweg de langste tijd bestond uit eencelligen en meercelligen een vrij recente vernieuwing zijn in de evolutie van het leven.
De geschiedenis van de Aarde bestrijkt een enorme hoeveelheid tijd. Om dit te visualiseren wordt deze 4,6 miljard jaar wel eens geprojecteerd op een 24-urige zogenaamde geologische klok. Op een dergelijke klok wordt de vorming van de Aarde geklokt op middernacht. Het eerste leven ontstaat rond 3:15. Pas om 12 uur 's middags wordt de atmosfeer zuurstofrijk, en om 4 uur 's middags verschijnen de eerste primitieve zeedieren. De Cambrische explosie vindt plaats om kwart over negen 's avonds en om tien uur (tijdens het Devoon) verovert het leven het land. Nadat de dinosauriërs om 23:40 uitsterven verschijnen de eerste mensen pas 20 seconden voor middernacht.
Inhoud [verbergen]
Hadeïcum en archeïcum[bewerken]Het eerste eon van de geschiedenis van de Aarde wordt het archeïcum (Engels: Archean) genoemd. Het duurde tot 2,5 miljard jaar geleden. De oudste op Aarde gevondengesteenten zijn ongeveer 4,0 miljard jaar oud.[3] De tijd tussen de vorming van deze gesteenten en de vorming van de Aarde wordt soms als een apart eon gezien, dat hadeïcum of Hadean wordt genoemd. Omdat geen gesteente uit deze tijd bewaard is gebleven is er weinig over bekend, behalve dat de Aarde bloot moet hebben gestaan aan een bombardement van meteorieten. De grote warmtestroom moet bovendien voor hevig vulkanisme hebben gezorgd. Er zijn wel sporadische zirkoonkristallen gevonden die ouder zijn dan 4,0 miljard jaar. Uit onderzoek van deze kristallen blijkt dat er wel al sinds 4,3 miljard jaar vloeibaar water in de vorm van zeeën aanwezig moet zijn geweest. Rond 4,0 miljard jaar geleden hield het meteorietenbombardement op en was het ook koeler geworden. Vanwege de samenstelling van de Archeïsche atmosfeer was de Aarde echter nog steeds een planeet waarop hedendaags leven niet mogelijk zou zijn.
Impressie van de protoplanetaire schijf waaruit het Zonnestelsel ontstond.
Ontstaan van de Zon en de planeten[bewerken] Zie voor meer informatie het artikel over de hypothese van de zonnenevel.Het zonnestelsel ontstond waarschijnlijk uit een interstellaire roterende moleculaire wolk, de zonnenevel, die voornamelijk bestond uit waterstof, helium en zwaardere elementen.[4] De Zonnenevel begon ongeveer 4,6 Gageleden onder zijn eigen gewicht samen te trekken of doordat een nabije ster als supernova explodeerde waarvan deschokgolf de Zonnenevel trof. Deze contractie zorgde samen met de steeds snellere rotatie van de Zonnenevel dat het geheel afplatte tot een protoplanetaire schijf.
De meeste massa concentreerde zich in het midden van de schijf en warmde op door de wrijving van de samentrekkende massa, totdat kernfusie (van waterstof naar helium) mogelijk werd. Zo werd een T Tauri-stergeboren: de Zon. In de rest van de gas- en stofwolk zorgde de zwaartekracht voor het samenballen van materie rond stofdeeltjes, waardoor de wolk in ringen uit elkaar viel. Bij botsingen tussen deeltjesmaterie werden steeds grotere fragmenten gevormd, een proces dat accretie genoemd wordt. Dit leidde tot de vorming van zogenaamdeplanetesimalen of protoplaneten van meerdere tientallen kilometers in diameter.
Uit computersimulaties blijkt dat uit een protoplanetaire schijf planeten kunnen ontstaan die vergelijkbare afstanden tot de Zon hebben als de terrestrische planeten.[5]
Ontstaan van de kern en eerste atmosfeer van de Aarde[bewerken] Voor meer informatie over het ontstaan van een planeetkern zie het artikel planetaire differentiatie.Door accretie groeide de proto-Aarde, tot de temperatuur in het binnenste zo hoog was dat partieel smelten van de zware siderofiele metalen plaatsvond. Door hun grotere dichtheid zonken de gesmolten metalen naar het massamiddelpunt, waardoor al na 10 Ma een scheiding tussen de primitieve mantel en de (metallische) aardkern ontstond.
De Aarde was bij de accretie gehuld in een wolk van gasvormig silica (SiO2) en na de afkoeling zal deze silica op het oppervlak zijn gecondenseerd tot vast gesteente. Wat overbleef was waarschijnlijk een vroege atmosfeer van waterstof en helium.
De grote inslag[bewerken] Zie grote inslaghypothese voor het hoofdartikel over dit onderwerp.Een bijzonder kenmerk van de Aarde is dat ze een grote natuurlijke satelliet heeft, de Maan. Tijdens de Apollo-vluchten in de 20e eeuw is materiaal van de Maan teruggebracht dat direct bestudeerd kan worden. Door radiometrische datering van dit materiaal is nu bekend dat de Maan 4527 ± 10 Ma oud moet zijn,[6] ongeveer 30 tot 55 Ma jonger dan de rest van het Zonnestelsel.[7] Een andere bijzonderheid aan de Maan is dat ze een te lage dichtheid heeft om een grote kern van zware metalen te bezitten. De Maan verschilt daarmee van de andere terrestrische hemellichamen en heeft een vergelijkbare samenstelling als de mantel en korst van de Aarde samen, zonder de aardkern.
Dit kan allemaal verklaard worden met een grote inslag waarbij een planetesimaal ter grootte van de planeet Mars (het hypothetische object wordt wel Theia of Orpheus genoemd) op de proto-Aarde insloeg, waarna de Maan ontstond door accretie van het weggeslagen materiaal.[8] Modellen die uitgaan van een kleine inslaghoek met de aardas voorspellen dat het materiaal dat de ruimte ingeslingerd werd en waaruit de Maan ontstond, afkomstig was van de mantel van het inslaande object en de mantel van de proto-Aarde, terwijl de metallische kern van het inslaande object door de aardmantel heen zonk en zich met de aardkern samenvoegde.[9] De inslaghypothese verklaart daarmee waarom de Maan een vergelijkbare samenstelling heeft als de korst en mantel van de Aarde samen en relatief weinig siderofiele elementen als ijzer of nikkel bevat.[10] Deze elementen waren al voor de inslag in de aardkern gaan zitten, waardoor hiervan geen materiaal de ruimte ingeslingerd werd.
Samengevat is de meest aanvaarde opsomming van gebeurtenissen dat de Aarde al minstens 10 Ma bestond, waardoor een duidelijke differentiatie tussen kern en mantel was ontstaan, toen door een botsing met een andere proto-planeet materiaal uit de primitieve mantel de ruimte in geslingerd werd, waaruit de Maan ontstond. Men neemt aan dat de hoek van de Aardas met het baanvlak van de Aarde (23,5°, wat de seizoenen veroorzaakt) ook een gevolg van de inslag is.
De inslag had een aantal belangrijke gevolgen voor de jonge Aarde. Ten eerste kwam bij de inslag een gigantische hoeveelheid energie vrij, waardoor zowel Aarde als Maan volledig gesmolten raakten. De aardmantel bestond uit een zeer snel convecterende magma-oceaan. Ten tweede moet de Aarde, als ze voor de inslag al een atmosfeer had, deze compleet zijn kwijtgeraakt.[11]
Ontstaan van de atmosfeer en de oceanen[bewerken] Zie ook het artikel Oorsprong van water op Aarde.Omdat de Aarde geen atmosfeer meer had, ging het afkoelen snel. Aan de buitenkant moet binnen 150 Ma een eerste korst zijn gevormd, die de samenstelling van basalt moet hebben gehad. De tegenwoordige felsische continentale korst bestond nog niet. Binnenin de Aarde kon pas nadat de snel convecterende magma-oceaan tenminste gedeeltelijk gestold was verdere differentiatie plaatsvinden. De mantel moet in het Vroeg-Archeïcum veel heter zijn geweest dan tegenwoordig, men schat 1600 °C rond 3 Ga, zodat ook toen nog een groot gedeelte gesmolten was.
Nadat de Aarde verder afkoelde ontstond er opnieuw een atmosfeer, dit keer uit gassen afkomstig van vulkanisme en ontgassing van de mantel. De enorme hoeveelheid water op Aarde is een probleem: zoveel water kan namelijk niet alleen afkomstig zijn van dit vulkanisme en ontgassing. Men neemt daarom aan dat het voornamelijk afkomstig is vanijsmeteorieten en kometen die in het Hadeïcum op Aarde insloegen.[12] Hoewel de meeste kometen zich tegenwoordig in banen ver buiten de baan van Neptunus bevinden, laten computersimulaties zien dat kometen in het begin juist vooral in de binnenste regionen van het zonnestelsel voorkwamen. Waarschijnlijk is het meeste water op Aarde echter afkomstig van grotendeels uit ijs bestaande planetesimalen uit de buitenste delen van het Zonnestelsel.[13] Inslagen van dergelijke objecten op de terrestrische planeten (Mercurius, Venus, de Aarde en Mars) zullen deze planeten hebben verrijkt met water, koolstofdioxide, methaan, ammonia, stikstof en andere gassen. Aangenomen dat al het water in de oceanen hiervan afkomstig is, waren ongeveer een miljoen inslaande kometen nodig om de Aarde zijn huidige hoeveelheid water te geven. Dat lijkt veel, maar het is een redelijk aannemelijk aantal.
Water moet al rond 4,3 Ga in grote hoeveelheden over het Aardoppervlak gestroomd hebben. Aan het einde van het Hadeïcum, 3,8 Ga geleden, was het oppervlak van de Aarde dus in ieder geval al bedekt met oceanen.
De nieuw ontstane atmosfeer bevatte methaan, ammonia, koolstofdioxide, stikstof en waterdamp. Zuurstof was totaal afwezig, waardoor het tegenwoordige leven in deze atmosfeer niet had kunnen overleven. Door de afwezigheid van een ozonlaag stond het oppervlak bovendien bloot aan intensieve ultraviolette straling.
Ontstaan van platentektoniek en continenten[bewerken] Zie voor meer informatie over de werking van platentektoniek het artikel platentektoniek.De convectiestroming in de mantel, die tegenwoordig het proces van platentektoniek aandrijft, is het gevolg van de warmtestroom uit het binnenste van de Aarde. Omdat de Aarde in het Hadeïcum veel heter was dan tegenwoordig, verliep deze convectie in die tijd sneller. Als destijds al platentektoniek plaatsvond (dat wil zeggen: tektonische platen ontstaan door oceanische spreiding op midoceanische ruggen en worden vernietigd door subductie bij subductiezones), zal ook dit proces veel sneller zijn gegaan dan tegenwoordig. Meestal wordt aangenomen dat er meer subductiezones waren waardoor de tektonische platen kleiner bleven.
Van de eerste korst die na het afkoelen van de Aarde ontstond, is geen spoor meer te vinden. Door een combinatie van de snelle convectiestromen in de mantel en een bombardement van meteorieten (tijdens een periode die het Late Heavy Bombardement wordt genoemd) werd alle korst die tijdens het Hadeïcum ontstond weer vernietigd. Men vermoedt dat de Hadeïsche korst basaltisch van samenstelling is geweest. Enige differentiatie met de mantel was wel mogelijk (zo zal er relatief minder van de elementenmagnesium en ijzer in de korst hebben gezeten), maar de eerste continenten (bestaande uit lichter materiaal dat granitisch is van samenstelling) zullen pas rond 500 Ma na de vorming van de Aarde ontstaan zijn. Deze eerste stukken continentale korst die in het Archeïcum ontstonden en groeiden worden kratons of schilden genoemd. Het ontstaan van de eerste continentale korst liet zo lang op zich wachten omdat er een verregaande differentiatie van magma voor moet plaatsvinden, waarvoor meerdere fases van opsmelten nodig zijn.
De oudste gesteenten op Aarde zijn gevonden op het Canadees Schild. Dit gesteente is rond de 3,9 Ga oud en van samenstelling tonaliet. Het laat sporen zien van metamorfosedoor hoge temperatuur, maar er worden ook sedimentair afgeronde korrels in gevonden, wat laat zien dat in die tijd rivieren en zeeën bestonden.[14]
De Kratons bestaan overwegend uit twee typen gesteente. Ten eerste zijn er zogenaamde greenstone belts, bestaande uit licht gemetamorfoseerde sedimentaire gesteenten. Deze greenstones lijken op de sedimenten die tegenwoordig in oceanische troggen worden afgezet, boven subductiezones. Het voorkomen van greenstones wordt daarom soms als bewijs gezien dat er al platentektoniek plaatsvond in het Archeïcum. Het tweede type gesteente zijn complexen van felsische dieptegesteenten, vooral tonaliet, trondhjemiet engranodioriet (afgekort TTG). Deze TTG-complexen zouden overblijfselen van de eerste continentale korst kunnen zijn, die door differentiatie bij partieel smelten van basalt ontstonden. Archeïsche terreinen bestaan uit een afwisseling van TTG-complexen en greenstones. Hieraan denkt men te kunnen afleiden dat subductiezones veel meer voorkwamen in het Archeïcum, terwijl de TTG-complexen kleine proto-continenten vormden die met (ten opzichte van de tegenwoordige situatie) hoge snelheid over het Aardoppervlak bewogen.
Stromatolieten aan de oever van Lake Thetis in West-Australië. Stromatolieten kunnen worden gevormd door koloniën van eencelligen zoals cyanobacteria of chlorophyta. De eencelligen leven in koloniën (algenmatten) waar deeltjessediment in worden ingevangen. De gedrapeerde lagen sediment die op deze manier ontstaan worden stromatolieten genoemd. Van Archeïsche stromatolieten wordt aangenomen dat ze door cyanobacteria zijn gevormd, hoewel er weinig daadwerkelijke microfossielen in deze gesteenten zijn gevonden. Het is mogelijk dat de oceanen in het Archeïcum en het Proterozoïcum vol lagen met dit soort algenmatten. Een mogelijke reden waarom de bacteriën in dit soort koloniën leefden was dat de organismen in het middelste gedeelte van de kolonie zo beschermd waren tegen uv-straling, die in die tijd nog tot het Aardoppervlak doordrong.
Ontstaan van het leven[bewerken] Zie voor meer informatie de artikelen over de oorsprong van het leven en abiogenese.Het is niet duidelijk hoe of waar het eerste leven ontstaan is. Men neemt aan dat het eerste leven ergens tussen 4,0 en 3,6 Ga op Aarde verscheen. Een kleine groep wetenschappers denkt dat het eerste leven op Aarde van buiten kwam, bijvoorbeeld met inslaande meteoren (exogenese). Een vergaand voorbeeld hiervan is de hypothese vanpanspermie.[15] De meeste geleerden denken echter dat het leven op Aarde is ontstaan. De manier waarop het is ontstaan is in beide gevallen hetzelfde. De oudste duidelijke sporen van leven zijn stromatolieten in gesteenten op hetAustralische Pilbara-kraton. Deze zijn rond de 3,5 Ga oud. Hoewel vaak is geclaimd dat bewijs is gevonden voor leven ouder dan 3,5 Ga,[16] wordt dit bewijs niet algemeen geaccepteerd.
Levende wezens bestaan voornamelijk uit water en eiwitten, scheikundige ketens van aminozuren. Om zichzelf te kunnen voortplanten/vermenigvuldigen gebruikt leven DNA-moleculen en RNA-moleculen. Al deze organische moleculen komen in de natuur voor, en ook op andere plekken in het zonnestelsel zijn ze aangetroffen. Men neemt aan dat uit deze aminozuren op de een of andere manier een molecuul moet zijn ontstaan dat zichzelf kon reproduceren. De reproductie verliep niet altijd foutloos: soms werden kopieën gemaakt die zich niet meer konden reproduceren, waarmee een eind kwam aan de keten. Een andere keer bevatten de kopieën juist verbeteringen op het origineel, waardoor ze zich makkelijker konden handhaven. Deze zogenaamde chemische evolutie zou de voorloper zijn van de Darwinistische evolutie die tegenwoordig opgaat.[17]
Hoe een zelfreproducerend molecuul ontstond, is een raadsel, hoewel er verschillende hypothesen zijn opgesteld. Een idee is dat de energie van vulkanisme, onweer en ultraviolette straling op geïsoleerde plekken reacties aandreef van simpele organische moleculen (zoals methaan) tot ingewikkeldere moleculen, waaronder veel belangrijke moleculen die in leven voorkomen.[18] Onder de aanwezige moleculen kwamen ook katalysatoren voor, stoffen die reacties versnellen zonder zelf mee te reageren. De concentratie van de ingewikkeldere moleculen in deze "oersoep" werd steeds groter totdat een molecuul ontstond met de vreemde eigenschap dat het zichzelf kon dupliceren, omdat het tegelijkertijd een katalysator was voor de reactie waarbij het zelf ontstond.
In al het tegenwoordige leven wordt de eigenschap zichzelf te reproduceren vervuld door het molecuul DNA. DNA-moleculen vervullen echter alleen de functie van opslagplaats voor erfelijke informatie. Om het leven in stand te houden is energie nodig, deze wordt geleverd door de enzymatische activiteit van eiwitten. Het moderne leven heeft dus zowel eiwitten als DNA in één nodig. Dit probleem wordt opgelost door de hypothese van een RNA-wereld, die stelt dat er een tijd was waarin het leven bestond uit RNA-moleculen.[19]RNA is een molecuul dat, hoewel minder stabiel dan DNA, zowel enzymatische activiteit heeft als erfelijke informatie kan doorgeven. Ook andere moleculen zijn aangewezen als kandidaten voor een zelfreproducerende molecuul die aan het leven vooraf ging. Op een zeker moment moet het stabielere DNA de rol van informatiedrager hebben overgenomen.
De eerste levensvormen waren waarschijnlijk primitieve prokaryotische eencelligen. Prokaryoten zijn cellen zonder organellen zoals een celkern of mitochondriën. Het DNA ligt bij zulke organismen vrij in de cel, in plaats van in de celkern. Voorbeelden van tegenwoordige prokaryoten zijn bacteriën.
Proterozoïcum[bewerken]Het Proterozoïcum is het eon dat van 2,5 Ga (of 2500 Ma) tot 541 Ma duurde. In het Proterozoïcum groeiden de kratons uit tot de grootte van de hedendaagse continenten. Voor het eerst is zeker dat platentektoniek plaatsvond. Een andere belangrijke ontwikkeling was de vorming van een zuurstofrijke atmosfeer door fotosynthetische bacteriën: deblauwalgen. Het leven ontwikkelde zich van prokaryotische cellen tot eukaryoten en meercelligen. Tijdens het proterozoïcum was er een aantal keer een zware ijstijd, waarbij de Aarde helemaal of bijna helemaal bevroren was, dit noemt men snowball Earth. Daarna kwam de ontwikkeling van het leven in een stroomversnelling, de ediacarische faunaverscheen, die de opmaat zou zijn voor de cambrische explosie.
De geschatte hoeveelheid zuurstof in de atmosfeer en in de oceanen in de loop van de geschiedenis van de Aarde. De tijdvakken in de grafiek zijn: 1: 3,85-2,45 Ga (Archeïcum); 2: 2,45-1,85 Ga; 3: 1,85-0,85 Ga; 4: 0,85-0,54 Ga; 5: vanaf 0,54 Ga (fanerozoïcum).[20]
Een stuk van een banded iron formation afkomstig uit de 3,15 miljard jaar oude Moories Group van de Barberton Greenstone Belt, Zuid-Afrika. Rode lagen worden gevormd in tijden dat zuurstof aanwezig was, grijze lagen wanneer het niet aanwezig was.
De zuurstofcrisis[bewerken]De eerste organismen zullen heterotroof geweest zijn en hun bouwstoffen uit organische moleculen hebben gehaald.[21] Al in het Archeïcum (3,0 Ga) ontstonden er ook autotrofe organismen die door fotosynthese koolstofdioxide inzuurstof omzetten.[22] Het duurde echter tot 2,3 Ga voordat zuurstof in grote hoeveelheden in de atmosfeer terechtkwam. Daar waren twee redenen voor:
Een andere aanwijzing zijn banded iron formations, een type gesteente dat is ontstaan door het neerslaan vanijzer(III)oxide (Fe2O3) in zeewater. IJzer komt in water opgelost voor als ijzer(II)oxide (FeO). Als zuurstof in het water aanwezig is reageert dit met opgelost ijzer, waardoor het ijzer uit het water verdwijnt. Tegenwoordig is genoeg zuurstof (opgelost) in het zeewater aanwezig om ijzer(II)-oxide instabiel te maken. Banded iron formations jonger dan 2,3 Gazijn dan ook zeldzaam, als ze voorkomen worden ze meestal verklaard door ongewone omstandigheden. Zuurstof opgelost in zeewater is in evenwicht met zuurstof in de atmosfeer. Daarom kan het op grote schaal voorkomen van banded iron formations ouder dan 2,3 Ga gezien worden als bewijs dat de atmosfeer in die tijd weinig zuurstof bevatte.[25]
Toen de beschikbare metalen waarmee zuurstof kon reageren rond 2,3 Ga op waren ging de omschakeling naar een zuurstofrijke atmosfeer opeens snel. Men noemt dit wel de zuurstofrevolutie of zuurstofcrisis.[26] De toegenomen hoeveelheid zuurstof had gevolgen voor het leven. De primitieve anaerobe organismen die voor fotosynthese zorgden waren namelijk niet gewend aan zuurstof, dit was giftig voor hen. Toen de hoeveelheid zuurstof boven een bepaald niveau kwam, stierven deze organismen massaal, wat de hoeveelheid fotosynthese verminderde, zodat de hoeveelheid zuurstof in de atmosfeer weer afnam. Deze "stop" op de hoeveelheid zuurstof bleef een tijdje bestaan, tot zich rond 1,7 Ga organismen ontwikkelden die wel tegen zuurstof konden. Daarna kon de hoeveelheid zuurstof verder toenemen.[27] Rond 1,5 Ga werd waarschijnlijk voor het eerst de tegenwoordige hoeveelheid zuurstof benaderd.
Gevolgen: Snowball Earth en het ontstaan van de ozonlaag[bewerken]Een belangrijk gevolg van grote hoeveelheden zuurstof in de atmosfeer was, dat een ozonlaag ontstond. Hierdoor werd het Aardoppervlak voortaan beschermd tegen uv-straling. Men neemt aan dat zonder ozonlaag de ontwikkeling van het leven erg beperkt zou zijn gebleven.[28] Een ander belangrijk gevolg van de zuurstofrevolutie was daarom dat het leven een nieuwe wending kon nemen en zich verder kon ontwikkelen naar steeds ingewikkeldere soorten.
In het Archeïcum ontving de Aarde minder warmte van de Zon, omdat de Zon zwakker was. Dit heeft te maken met de ontwikkeling van de Zon, waardoor de luminositeit van de Zon elke miljard jaar toenam met 6%.[29] Het effect werd op Aarde opgeheven omdat de atmosfeer in het Archeïcum veel meer methaan bevatte. Methaan is een sterk broeikasgas, zodat het broeikaseffect in die tijd sterker moet zijn geweest. Zuurstof kon echter met methaan reageren, waardoor de hoeveelheid methaan in de atmosfeer afnam na de zuurstofrevolutie. Gevolg was dat de Aarde afkoelde.
Inderdaad zijn bewijzen gevonden voor een sterke ijstijd rond 2,3 Ga (de Makganyene-ijstijd). Soms wordt aangenomen dat deze ijstijd (en misschien andere Proterozoïsche ijstijden) zo sterk was, dat de Aarde tot aan de evenaar bevroren was. Dit noemt men een snowball Earth. De ijstijd rond 2,3 Ga wordt meestal als een direct gevolg van de toegenomen hoeveelheid zuurstof in de atmosfeer gezien. Overigens wordt soms aangenomen dat er al eerder, tot in het late Archeïcum, ook ijstijden zijn geweest. Die oudere ijstijden zijn niet algemeen aanvaard wegens gebrek aan bewijs.
Acanthocystis turfacea, een eukaryotische protist. Het ontstaan van eukaryoten was een belangrijke stap in de ontwikkeling van het leven. Eukaryoten zijn ten opzichte van prokaryoten effectiever in staat om energie om te zetten en genetische informatie op te slaan.
Ontwikkeling van het leven tijdens het Proterozoïcum[bewerken]Een belangrijke stap in de ontwikkeling van het leven was het ontstaan van eukaryotische cellen. De oudste fossiele eukaryoten ontstonden ongeveer 2,0 Ga geleden, hoewel het niet is uitgesloten dat eukaryoten al eerder ontstonden. Een eukaryoot is een cel met meerdere organellen die elk een taak hebben. Daardoor kan een eukaryoot bijvoorbeeld veel effectiever energie omzetten dan een prokaryoot. In een eukaryotische cel kan ook meer genetisch materiaal worden opgeslagen, wat grotere mogelijkheden voor ontwikkeling biedt. Een nadeel is dat horizontale genoverdracht zoals die bijbacteria plaatsvindt, voor eukaryotische cellen vrijwel onmogelijk wordt. Eukaryotisch leven kan daardoor alleen viaDarwiniaanse evolutie evolueren. De voordelen wogen echter ruim op tegen de nadelen. Er ontstonden grotere organismen en al snel ontwikkelden zich de eerste meercelligen (rond 1,7 Ga). Er ontstonden nu ook voedselketens, waarin grotere organismen zich voedden met kleinere.
De tegenwoordig algemeen aanvaarde endosymbiontentheorie gaat ervan uit dat eukaryotische cellen zich ontwikkelden uit prokaryoten die in symbiose leefden, waarbij elke prokaryoot een eigen functie had. De ontwikkeling raakte op een moment in een stadium waarin de prokaryoten niet meer zonder elkaar konden. Deze prokaryoten zijn daarna verder ontwikkeld tot de organellen van een eukaryotische cel.
Het is niet duidelijk of het ontstaan van eukaryotische cellen verband had met de zuurstofcrises, maar wel dat eukaryoten enorm profiteerden van de grotere concentratie zuurstof. Doordat eukaryoten mitochondriën hebben kunnen ze meer energie uit zuurstof halen. Vreemd genoeg duurde het daarna nog een miljard jaar voordat de volgende belangrijke stap gezet werd.
Rodinia en andere supercontinenten[bewerken]Toen rond 1960 de theorie van de platentektoniek werd ontwikkeld, was het eenvoudig reconstructies te maken hoe de continenten vroeger ten opzichte van elkaar lagen. Dit ging op tot ongeveer 200 Ma geleden, rond die tijd bleken alle continenten aan elkaar te hebben gelegen (een zogenaamd supercontinent, dit wordt Pangea genoemd). Wat de posities voor 200 Ma waren kon niet met de huidige bewegingen worden berekend. Het berekenen van de oudere bewegingen van continenten gebeurt daarom met behulp vanpaleomagnetische data.[30]
De continenten blijken af en toe samen te komen tot een supercontinent, dan weer uit elkaar te bewegen. Deze zich herhalende cyclus wordt een Wilsoncyclus genoemd. Hoe verder terug in de tijd, hoe schaarser en moeilijker te interpreteren de data worden. Duidelijk is in ieder geval dat rond 830 Ma een supercontinent bestond, dat Rodinia wordt genoemd. Het is waarschijnlijk dat Rodinia niet het eerste supercontinent was, er wordt een aantal andere supercontinenten eerder in het Proterozoïcum verondersteld. Dat betekent dat platentektoniek gedurende het Proterozoïcum op min of meer dezelfde manier moet hebben plaatsgevonden als tegenwoordig.
Na het opbreken van Rodinia rond 750 Ma werd met de Pan-Afrikaanse orogenese rond 700 Ma waarschijnlijk opnieuw een supercontinent gevormd, dit wordt Pannotia genoemd. Het zou rond 540 Ma weer uit elkaar vallen. Belangrijk is in ieder geval dat van 800 tot 550 Ma het merendeel van de continentale massa bij elkaar lag.[31]
Laat-Proterozoïsche Sneeuwbalaarde en Ediacarische fauna[bewerken]
Fossiel van Dickinsonia costata, een Ediacarisch organisme waarvan niet bekend is tot welke groep het behoort.
Aan het einde van het Proterozoïcum is de Aarde vermoedelijk minstens twee keer door een wereldwijde ijstijd gegaan, eenSneeuwbalaarde. Dit gebeurde rond 710 Ma (de Sturtien-ijstijd) en 640 Ma (Marinoan-ijstijd).[32] De periode waarin het gebeurde wordt Cryogenium genoemd. In tegenstelling tot de ijstijd rond 2,3 Ga, die waarschijnlijk het gevolg was van de zuurstofcrisis, is de oorzaak hiervoor dit keer minder duidelijk. De meest aanvaarde theorie is dat de afkoeling van het klimaat te maken had met het ontstaan van het supercontinent Rodinia. Belangrijk was dat dit supercontinent zich in de tropenbevond, waar het klimaat warm en nat is vergeleken met hogere breedtegraden. Dit zorgde voor een ongekende toename in wereldwijde chemische verwering, waarbij koolstofdioxide uit de atmosfeer verdween. Aangezien koolstofdioxide een belangrijkbroeikasgas is werd het klimaat kouder.
Op dezelfde manier wordt aangenomen dat de Aarde weer ontdooide doordat in bevroren toestand op Aarde maar zeer weinig chemische verwering kon plaatsvinden. Tijdens de Sneeuwbalaarde nam de hoeveelheid koolstofdioxide in de atmosfeer langzaam toe, tot een zekere drempelwaarde was overschreden en de temperatuur weer zo hoog was, dat het ijs begon te smelten.
Een probleem is dat niet duidelijk is hoe leven in een geheel bevroren oceaan kon overleven. Vóór de genoemde twee ijstijden bestonden al diverse soorten eukaryotische organismen zoals roodalgen of bruinalgen, die ook tegenwoordig nog voorkomen. Als zulke organismen konden overleven moeten er open plekken in het ijs op de oceanen zijn geweest. Daarom worden tegenwoordig modellen gebruikt, waarin de Aarde niet compleet bevroren was, dit wordt "Natte Sneeuwbalaarde" of "Slushball Earth" genoemd.
Op het Cryogenium volgde het Ediacarium, een periode die werd gekenmerkt door een snelle ontwikkeling van het leven. Rond 575 Ma ontstonden een groot aantal nieuwe soorten en kwam de evolutie van het leven in een stroomversnelling terecht. Het verband tussen de ontdooiing van de Aarde en het ontstaan van vele nieuwe soorten is nog onduidelijk, maar toeval lijkt het niet. De nieuwe levensvormen (Ediacarische biota genoemd) waren veel diverser en complexer dan ooit, tegenwoordig wordt vrij algemeen aanvaard dat dit de voorouders van de Cambrische levensvormen zijn. Hoewel er over deze organismen nog veel onduidelijk is, lijken de rijken van de taxonomie allemaal al aanwezig in primitieve vormen: er zijn bijvoorbeeld Ediacarische fossielen die bij de dieren kunnen worden ingedeeld.[33] Belangrijke ontwikkelingen waren het ontstaan vanspiercellen en zenuwcellen. De overgang van Proterozoïcum naar Fanerozoïcum en Ediacarium naar Cambrium vond plaats toen er voor het eerst harde organen ontwikkeld werden.
Paleozoïcum[bewerken]Het Paleozoïcum, het tijdperk van het oude leven, was een tijd waarin moderne levensvormen ontstonden. Een belangrijke ontwikkeling was dat eerst planten en daarna dieren zich ook op het land begaven. De explosieve ontwikkeling van nieuwe soorten en periodes van massale uitsterving wisselden elkaar af. Tegenwoordig wordt steeds duidelijker dat zulke gebeurtenissen gevolg waren van veranderingen in leefomgeving of grote catastrofes zoals klimaatveranderingen, meteorietinslagen en grote vulkaanuitbarstingen.
De continenten die bij het opbreken van Pannotia waren ontstaan, zouden tijdens het Paleozoïcum weer langzaam naar elkaar toebewegen. Dit leidde tot twee grote fasen vangebergtevorming, de Caledonische en Hercynische orogeneses, waarbij uiteindelijk een nieuw supercontinent, Pangea, werd gevormd.
Een fossiel van de Cambrische trilobietEstaingia Bilobata, gevonden opKangaroo-eiland, Australië. Foto is ongeveer 7 cm lang. Trilobieten zijn een uitgestorven soort geleedpotigen uit hetPaleozoïcum. Vanaf het Cambrium is de ontwikkeling van het leven veel beter bekend dan ervoor, omdat er soorten met harde skeletten ontstonden.
Cambrische explosie[bewerken] Zie Cambrische explosie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.De snelle ontwikkeling van het leven bereikte in het Cambrium (541-485 Ma) haar hoogtepunt. Het ontstaan van grote hoeveelheden nieuwe soorten, stammen en vormen in deze periode wordt wel de Cambrische explosie genoemd. De snelheid van de evolutie is in deze periode groter dan ooit ervoor of erna.[34] De meeste stammen die tegenwoordig voorkomen waren er al aan het einde van het Cambrium. Er ontstonden levensvormen met harde organen zoals schaaldieren (bijvoorbeeld mollusken of zee-egels), zeelelies engeleedpotigen (bijvoorbeeld trilobieten). Omdat harde botten of schelpen veel beter bewaard blijven dan zacht weefsel, weten we van de ontwikkeling vanaf het Cambrium veel meer, dan van ervoor.[35] De overgang tussen Cambrium en Ordovicium (485-443 Ma) wordt gekenmerkt door een massa-extinctie, waarbij een groot aantal van de nieuwe levensvormen weer verdween.[36] Van sommige Cambrische soorten is nog weinig bekend. Voorbeelden van vreemde Cambrische dieren zijn Anomalocaris en Haikouichthys.
Ook waren in het Cambrium vissen ontstaan, de eerste gewervelden.[37] De waarschijnlijke voorouder van de vissen was Pikaia, het eerste dier met een primitieve soort notochord, een structuur die later tot een wervelkolom kan zijn geëvolueerd. In het Ordovicium ontstonden de eerste kaakvissen. Bij het ontstaan van nieuwe nichen in voedselketens komt er reuzengroei voor. Zo ontstonden in het vroege Paleozoïcum steeds grotere vissen, zoals de enorme placoderm Dunkleosteus, die 7 meter lang kon worden.
Het supercontinent Pangea, dat ontstond in het Late Paleozoïcum. De ligging van de kustlijnen van huidige continenten zijn aangegeven.
De Caledonische en Hercynische gebergtevormingen: naar een nieuw supercontinent[bewerken] Zie Caledonische orogenese, Hercynische orogenese en Pangea voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.Ondertussen was het supercontinent Pannotia aan het begin van het Cambrium opgebroken in de continenten Laurentia, Baltica en Gondwana. In perioden dat continenten uit elkaar bewegen wordt veeloceanische korst gevormd. Omdat jonge oceanische korst relatief warm en licht is, zal de oceaanbodem in zo’n tijd hoger liggen, waardoor de zeespiegel stijgt. Dit was het geval in het eerste deel van het Paleozoïcum.
Over het algemeen was het klimaat in het eerste gedeelte van het Paleozoïcum warmer dan tegenwoordig, maar aan het einde van het Ordovicium kwam een ijstijd voor, een periode waarin op de continenten gletsjers te vinden waren, net als tegenwoordig het geval is. Een van de oorzaken was dat Gondwana zich in die tijd gedeeltelijk op de Zuidpool bevond. Sporen van gletsjers uit deze tijd worden alleen op Gondwana gevonden. Tijdens deze ijstijd vonden weer een aantal massa-extincties plaats, waarbij soorten brachiopoden, trilobieten, bryozoën en koralen verdwenen. De oorzaak moet liggen in de daling van de temperatuur van het zeewater.[38] Na de uitsterving konden nieuwe soorten ontstaan, diverser en beter aangepast, die de niches die uitgestorven soorten achterlieten opvulden.
Tussen 450 en 400 Ma botsten de continenten Laurentia en Baltica op elkaar, dit heet de Caledonische gebergtevorming. Er ontstond een hooggebergte waarvan sporen nog te vinden zijn in Scandinavië, Schotland en in de Amerikaanse Appalachen. In het Devoon (419-359 Ma) bewogen ook Gondwana en Siberia naar de twee samengevoegde continenten toe, wat zou leiden tot de Hercynische gebergtevorming. Sporen van deze gebergtevorming zijn in heel Zuid- en Midden-Europa nog te vinden. Door de gebergtevorming werd in het Carboon (359-299 Ma) het laatste supercontinent, Pangea, gevormd.
Landschap op de planeet Mars. Gedurende het grootste gedeelte van de Aardse geschiedenis kwamen geen planten voor op het land en moet de Aarde er vergelijkbaar hebben uitgezien.
Artiestenimpressie van de flora van het Devoon.
Opkomst van de landplanten[bewerken]Tijdens de zuurstofrevolutie in het Proterozoïcum ontstond de ozonlaag die de ultraviolette straling van de Zon tegenhoudt. Eéncelligen die het land bereikten kregen daardoor hogere overlevingskansen. Prokaryoten hadden waarschijnlijk al rond 2,6 Ga via rivieren en later vochtige milieu’s op het land leren overleven.[39] De continenten bleven echter tot halverwege het Paleozoïcum vrijwel 'kaal'.
De oudste fossielen van op het land levende schimmels en planten zijn ongeveer 480-460 Ma oud, hoewel schimmels misschien al rond 1000 Ma op het land voorkwamen en planten rond 700 Ma.[40] In het Ordovicium en Siluur (443-419 Ma) werden de randen van het land bevolkt door kleine meercellige planten (vergelijkbaar met algen en schimmels), langzaam verspreidden deze eerste landplanten zich verder van het water af.[41]
In tegenstelling tot waterplanten moeten landplanten om rechtop te kunnen staan een stevige stam hebben en eenwortelstelsel, dat ook dient om voedsel op te nemen uit de bodem. De eerste planten die een stam hadden, ontstonden in het Siluur. In het vroege Devoon ontstonden de eerste vaatplanten, zoals Rhynia en Baragwanathia, de grootste planten konden een meter hoog worden. In het late Devoon bestonden al planten die de grootte van tegenwoordige bomen konden aannemen, zoals de 30 m hoge Archaeopteris. Al deze soorten waren nog sporenplanten, zaadplanten zouden pas in het begin van het Carboon (rond 360 Ma) ontstaan. De ontwikkeling van zaden zorgde ervoor dat planten zich effectiever over de continenten konden verspreiden.[42]
Gedurende het Devoon en Carboon was het eustatische zeeniveau hoger en het klimaat warmer dan tegenwoordig. Veel van de continenten bestonden uit drasland. Het lijkt erop dat de planten hiervan geprofiteerd hebben. Grote delen van de wereld waren tijdens het Carboon bedekt met moerassen, waar planten als Lepidodendron, Sigillaria, of enorme paardenstaartengroeiden. Uit de moerassen van het Carboon is het grootste gedeelte van de steenkoollagen op de wereld gevormd. Tegelijkertijd was het Carboon ook een periode van uitersten: hoewel de tropen een zeer warm klimaat hadden, lagen op het zuiden van Gondwana gletsjers (de zogenaamde Karoo-ijstijd). Men neemt aan dat de uitgestrekte bossen in de tropen doorfotosynthese zoveel kooldioxide uit de atmosfeer onttrokken dat het broeikaseffect verzwakt werd waardoor in de poolgebieden een ijstijd heerste.
In het Perm (299-252 Ma) vormden alle continenten samen het supercontinent Pangea. Op zo’n enorme landmassa heerst een extreem landklimaat, veel droger dan in het Carboon. In grote delen van Europa komen uit deze tijd evaporietafzettingen voor, die gevormd zijn in grote zoutmeren. Het zout dat in Slochteren wordt gewonnen is bijvoorbeeld in dit tijdperk afgezet. Andere typische afzettingen uit het Perm en het erop volgende Trias zijn zandsteen en conglomeraat, de afbraakproducten van de Hercynische en Caledonische gebergten.
Evolutie van tetrapoden in het Laat-Devoon. Afstammelingen van pelagische Sarcopterygii alsEusthenopteron ondergingen een stapsgewijze evolutie: Panderichthys kon in modderig ondiep water leven; Tiktaalik had poot-achtige vinnen waarmee hij het land op kon; Acanthostega had poten met acht tenen, Ichthyostega had volgroeide poten. Ookcoelacanten stammen van de Sarcopterygii af, zij bleven in de diepzee leven.
Dieren koloniseren het land[bewerken]Het oudste duidelijke bewijs dat insecten op het land voorkwamen is rond 450 Ma oud.[43] Er zijn aanwijzingen dat insecten al rond 530 Ma op het land voorkwamen.[44] Dankzij de inmiddels grote hoeveelheden planten op het land was er geen gebrek aan voedsel.
Rond 380 Ma ontwikkelden de eerste amfibieën zich uit vissen, doordat zich poten uit vinnen ontwikkelden. Poten staan een dier toe zich af te zetten om hun kop boven water te steken. Men vermoedt daarom dat amfibieën ontwikkelden uit soorten vissen die in anoxisch water leefden of kleine prooidieren achtervolgden in zeer ondiep water.[45] Eenmaal in staat boven water adem te halen konden deze vroege amfibieën zich ook gedurende korte perioden op het land begeven, vermoedelijk raakten bepaalde soorten zo aangepast dat ze steeds langer boven water door konden brengen, hoewel ze hun eieren nog steeds in het water moesten leggen.
Ongeveer 20 miljoen jaar later (340 Ma, in het Vroeg-Carboon) ontwikkelden zich soorten (zogenaamde amniota) die eieren konden leggen met een harde schaal, waardoor ze zich volledig op het land konden voortplanten.[46] De amniota zouden rond 310 Ma uitsplitsen in synapsiden (waaruit later de zoogdieren zouden evolueren) en sauropsiden (reptielen waaruit later onder andere de dinosauriërs en vogels zouden ontstaan).[47]
Op de overgang van Paleozoïcum naar Mesozoïcum (252 Ma) vond de grootste massa-extinctie uit de Aardse geschiedenis plaats. Schattingen geven aan dat in deze Perm-Trias-massa-extinctie ongeveer 95% van alle soorten uitstierf. Er zijn twee hypothesen waarom deze gebeurtenis plaatsvond: de vulkanische uitbarsting van de Siberische Trappen en een grote inslag van een meteoriet.
Mesozoïcum[bewerken]
Twee soorten dinosauriërs uit het Boven-Jura van Duitsland. Twee (volwassen dier met jong)sauropoden van de soort Europasaurus holgeri en een groep Iguanodons. Tekening door Gerhard Boeggemann.
Het Mesozoïcum, de era van het midden-leven, was de tijdspanne waarin de dinosauriërs de Aarde bevolkten. Het was een periode met een relatief hoog eustatisch zeeniveau en warm klimaat. Gedurende het Mesozoïcum bewoog het supercontinent Pangea uit elkaar waarbij de huidige continenten ontstonden.
Opbreken van Pangea[bewerken]Het opbreken van Pangea begon in feite al in het Perm met de vorming van extensionele bekkens en later riften. Gedurende het grootste deel van het Trias bleef Pangea nog min of meer intact en op zijn plaats. Er kan echter pas in het Jura echt gesproken worden van loskomen van de continenten. Het riften begon door het openen van de noordelijke Atlantische Oceaan tussen Noord-Amerika en Europa. Noord- en Zuid-Amerika bleven echter aan elkaar zitten, eerst opende deTethysoceaan tussen Afrika en Laurazië verder. In het zuiden begon ook Gondwana op te breken, toen India, Australië enAntarctica losbraken van Afrika en Zuid-Amerika. Vulkanisme zorgde voor de aanmaak van jonge en relatief lichte oceanische korst, waardoor de zeespiegel tijdens het Jura steeg en in het Krijt hoog bleef. Grote delen van de continenten stonden tijdens deze twee perioden onder water.
Tijdens het Krijt vorderde het uiteenvallen van Pangea snel. De noordelijke Atlantische Oceaan werd steeds breder en nu begon ook de zuidelijke Atlantische Oceaan tussen Zuid-Amerika en Afrika te openen. Tenslotte opende ook de Noordelijke IJszee tussen Groenland en Scandinavië zich. Tegelijkertijd bewoog India los van Australië om naar het noorden richtingEurazië te gaan bewegen.
Door opheffing van de riftschouders kwamen sinds het riften begon veel kustzones omhoog. De bergen in Noorwegen, Schotland, en langs de Braziliaanse oostkust zijn bijvoorbeeld omhoog gekomen tijdens de vorming van de Atlantische Oceaan.
De westrand van Noord-Amerika was vanaf het Mesozoïcum een actieve continentale marge waarlangs vulkanisme in eilandenbogen plaatsvond.
De tijd van de dinosauriërs[bewerken] Zie dinosauriërs voor het hoofdartikel over dit onderwerp.Het Mesozoïcum was de tijd van de dinosauriërs. Deze ontwikkelden zich in het Vroeg-Trias (230 Ma) uit de reptielen. Hoewel ook zoogdieren zich verder ontwikkelden in het Mesozoïcum, waren deze niet groot en vergelijkbaar met hedendaagse spitsmuizen.[48] In het Krijt ontwikkelden de eerste vogels zich uit kleine soorten dinosauriërs, vaak wordt de 150 Ma oude Archaeopteryx als de eerste vogel beschouwd.[49]
Een andere belangrijke ontwikkeling tijdens het Krijt (rond 132 Ma[50]) was de verschijning van bedektzadigen. Tot die tijd domineerden naaktzadige planten, die geen echtevruchten hebben. Veel bedektzadigen zijn voor de bestuiving van hun bloemen afhankelijk van insecten, en er trad co-evolutie op waarbij vele nieuwe soorten insecten en bedektzadigen ontstonden.
Artiestenimpressie van de meteorietinslag op deKrijt-Tertiair-overgang. De inslag zou volgens veel geleerden het uitsterven van de dinosauriërs hebben veroorzaakt.
De concurrentie met vogels zorgde waarschijnlijk tijdens het Krijt voor de teruggang van de pterosauriërs en de overige dinosauriërs waren vanwege uiteenlopende redenen waarschijnlijk ook op hun retour toen 65 Ma geleden een naar schatting 10 tot 30 km grote meteoriet insloeg op Yucatán. De inslag moet grote hoeveelheden stof en gas de atmosfeer ingeblazen hebben die het zonlicht verduisterden waardoor fotosynthese onmogelijk werd en veel planten afstierven.[51] Dit zorgde voor de Krijt-Tertiair-massa-extinctie, waarbij behalve de dinosauriërs ook een groot aantal andere soorten, waaronder deammonieten uitstierven. Deze massa-extinctie vormt het einde van het Mesozoïcum.
Cenozoïcum[bewerken]Het Cenozoïcum, de era van het nieuwe leven, is de era waarin we ons nu bevinden en waarin de zoogdieren begonnen te domineren en uiteindelijk de mens opkwam. Na het einde van het Krijt koelde de Aarde af en daalt het zeeniveau tijdens hetPaleoceen. Het daaropvolgende Eoceen werd juist gekenmerkt door een warmer klimaat. In deze periode braken de continenten Antarctica en Australië tenslotte los van elkaar, waardoor er rond 35 Ma een cirumpolaire zeestroming rond Antarctica ontstond. Door de geïsoleerde positie van dit continent op de geografische zuidpool, raakte het bedekt met een permanente ijskap, waardoor het eustatische zeeniveau na het Eoceen weer daalde.
Alpiene gebergtevorming[bewerken] Zie Alpiene orogenese voor het hoofdartikel over dit onderwerp.In het Cenozoïcum vonden twee belangrijke fases van gebergtevorming plaats. De vorming van de Amerikaanse cordillera's (de Laramide-orogenese waardoor de Rocky Mountains zijn ontstaan) was al begonnen in het Mesozoïcum en is een voortdurend proces dat tegenwoordig doorgaat.
Daarnaast zorgde de noordwaartse beweging van Afrika en India voor het sluiten van de Tethysoceaan en uiteindelijk de Alpiene orogenese, waarbij een groot aantal gebergten werd gevormd, van de Atlas en de Pyreneeën in het westen tot de bergen in Zuidoost-Azië in het oosten, waaronder ook de Alpen, Zagros en Himalaya's. De vorming van deze gebergten vond plaats in de afgelopen 50 miljoen jaar, in het oosten door de collisie van Azië met het Arabisch Schiereiland en India, in het westen door het naar elkaar toe bewegen van Afrika en Europa, waarbij een aantal microcontinenten (zoals Apulia, dat uit de "laars" van Italië bestaat) dat tussen de twee inlag met Europa collideerde. Ook tegenwoordig gaat deze fase van gebergtevorming nog door.
Tekening van Hyracotherium, een voorouder van het paard. Onder de paardachtigen ontwikkelden zich, net als bij veel andere groepen zoogdieren, in de loop van het Tertiair grotere soorten.
Evolutie van zoogdieren[bewerken]Synapsiden, de voorouders van de zoogdieren, verschenen al in het Perm. Men neemt aan dat de dominantie van de dinosauriërs de ontwikkeling van zoogdieren in het Mesozoïcum heeft tegengehouden. Nadat de dinosauriërs uitstierven en het klimaat in het Paleoceen kouder werd, waardoor zoogdieren een voordeel hadden ten opzichte van koudbloedige dieren, raakte hun evolutie in een fase van snelle radiatie. Er ontstonden steeds grotere soorten. De laatste gemeenschappelijke voorouder van alle primaten leefde waarschijnlijk rond 63 Ma, slechts 2 miljoen jaar na het uitsterven van de dinosauriërs.[52]Tijdens het Laat-Eoceen (rond 34 Ma) keerden sommige zoogdieren terug naar het water waar ze weer vinnen ontwikkelden. Een voorbeeld is Basilosaurus, de dolfijnen en walvissen stammen van soortgelijke dieren af.
De Kwartaire ijstijden[bewerken] Kwartaire ijstijdHoewel de Zuidpool al zo'n 25 miljoen jaar bedekt is met een ijskap, raakte de geografische noordpool pas rond 2,5 Ma geleden permanent met zeeijs bedekt. Dit markeert het begin van het Kwartair, het jongste geologische tijdperk, dat tot op heden voortduurt. In de jongste 2,5 miljoen jaar heeft de Aarde afwisselend tijden van koudere en minder koude wereld-klimaatgemiddelden gekend. Deze tijdvakken worden glacialen en interglacialen genoemd. Tegenwoordig bevindt de Aarde zich in een interglaciaal, dat het Holoceen genoemd wordt (de laatste 11.700 jaar, geteld in Groenlandse ijskap-jaarlaagjes). Gedurende deze glacialen groeiden grote ijskappen op de landmassa's rondom de noordpool (Noord-Amerika, Noord-Europa). In interglacialen smolten deze grotendeels af, op enkele relictijskappen nabij de noordpool na (Groenland). Afwisselingen tussen glacialen en interglacialen vonden met regelmaat plaats. Al miljoenen jaren schommelt het klimaat iedere 40.000 jaar tussen een koude- en een warmtemaximum. Dit wordt veroorzaakt door periodieke veranderingen in de ellipsiteit van de aardbaan om de zon en de hoek van de rotatieas van de aarde (Milanković-parameters). In de laatste miljoen jaar, was er iedere 100.000 jaar een extreem koudemaximum (bv. laatste ijstijd), en zo'n 20.000 jaar daarna een relatief warme interglaciaal (bv. het Holoceen). Daarvoor waren de klimaatsverschillen tussen glacialen en interglacialen minder uitgesproken.
Het herhaaldelijk sterk afkoelende en weer opwarmende klimaat heeft een grote invloed gehad op de evolutie van zowel de mens als andere soorten op het Noordelijk halfrond.Klimaatzones en bijbehorende ecosystemen verschoven naar het zuiden, telkens als het klimaat kouder werd. Overlevende soorten moesten meeëmigreren of zich evolutionair aanpassen. Voorbeelden van dieren die zich aangepast hadden aan ecosystemen van het koude klimaat (steppe, toendra) zijn bijvoorbeeld mammoeten (Mammuthus) of dewolharige neushoorn (Coelodonta antiquitatis). Omgekeerd geldt dit ook voor perioden van opwarmend klimaat. Opportunistische soorten uit het zuiden verdrongen aan koude aangepaste soorten naar het noorden. Veel grote zoogdiersoorten stierven uit aan het einde van de laatste ijstijd (50.000-12.000 jaar geleden). De oorzaak van deze golf van uitstervingen is niet eenduidig. Veel van de uitgestorven soorten leefden op de zogenaamde mammoetsteppe. Dit bioom, dat zich kenmerkte door een zeer hoge plantaardige productie (grassen) en veel begrazers (herbivore zoogdieren), verdween snel vanaf 30.000 jaar geleden, zowel in Noord-Amerika als in Eurazië. Veel diersoorten die in dit bioom leefden, zijn daarbij uitgestorven.[53][54] Het bioom was in de glacialen van de laatste miljoen jaar ontstaan, en het is onbekend hoe het zich in eerdere interglacialen wel heeft kunnen handhaven. Een populaire verklaring voor het uitsterven van vooral de grootste zoogdieren is dat dit veroorzaakt zou zijn door overbejaging door de mens. Een argument zou zijn dat deze diersoorten eerdere klimaatsveranderingen overleefd hadden, en dat de mens rond deze tijd een belangrijke factor geweest zou zijn. Hoewel de mens zeker op de dieren van de mammoetsteppe gejaagd zal hebben, zijn zoogdierpalaeontologen van mening dat zij geen doorslaggevende factor in het uitsterven geweest zijn. Het verdwijnen van de mammoetsteppe en daarmee het wegvallen van de belangrijkste voedselbron is zeker wel een oorzaak geweest.
Rotstekeningen in Lascaux, rond 12.000 jaar oud.
Evolutie van de mens[bewerken] Zie evolutie van de mens voor het hoofdartikel over dit onderwerp.De laatste gemeenschappelijke voorouder van mensen, bonobo's en chimpansees leefde rond zes miljoen jaar geleden.[55]Vrij kort daarop leerden enkele van zijn afstammelingen rechtop, op twee benen, te lopen.[56] De herseninhoud nam toe en rond 2,0 Ma geleden verschenen de eerste individuen van het geslacht Homo.[18] Mogelijk tussen 1,5 en 1 miljoen jaar geleden leerden de eerste mensachtigen vuur te gebruiken (waarschijnlijk Homo erectus of Homo ergaster). Het vroegste gebruik van vuur zal onderwerp van onderzoek blijven, maar vanaf zo'n 400.000 jaar geleden is het gebruik van vuur ondubbelzinnig en wijdverspreid. Minder duidelijk is of Homo erectus kon spreken of dat spraak zich pas in de moderne mensontwikkelde.[57] Anatomisch was de neanderthaler in staat om te spreken maar of zij dat ook daadwerkelijk deden is onbekend. Door de steeds grotere herseninhoud en grootte van de schedel moesten baby's steeds jonger geboren worden om met hun hoofd door het bekken te kunnen. Jonger geboren worden heeft als voordeel dat individuen een hogere neuroplasticiteithebben en intelligenter zijn, het nadeel is dat kinderen een langere afhankelijke periode nodig hebben om volwassen te worden. Sociale vaardigheden en taal werden complexer en gebruiksvoorwerpen ingewikkelder.[58]
De vroegste fossiele resten van de moderne mens (Homo sapiens) zijn 160.000 jaar oud[59] maar men veronderstelt dat de eerste moderne mensen rond 200.000 jaar geleden geleefd hebben. De neanderthalers zijn de eerste mensen van wie bewezen is dat ze spiritualiteit kenden: ze begroeven hun doden, vaak samen met voedsel en gebruiksvoorwerpen.[53][60] In het laatste glaciaal verschenen de cro-magnonmensen, die ingewikkeldere uitingen van cultuur hadden. De vroegste rotstekeningen, waarschijnlijk met magische of religieuze betekenissen zijn 32.000 jaar oud, Cro-Magnons lieten ook beeldjes achter zoals de Venus van Willendorf. Rond 11.000 jaar geleden had Homo sapiens de zuidelijkste punt van Zuid-Amerika bereikt en bewoonde hij vrijwel de gehele Aarde.[61]
De mens heeft in de relatief korte tijd dat hij bestaat een enorme invloed op de landverdeling enecosystemen op Aarde uitgeoefend.
Menselijke beschaving[bewerken] Zie geschiedenis van de wereld voor het hoofdartikel over dit onderwerp.Meer dan 90% van de tijd dat de moderne mens bestaat, leefde hij in kleine groepen jager-verzamelaars.[62] Doordat mensen de mogelijkheid hadden informatie (bijvoorbeeld in de vorm van memes) aan de volgende generatie door te geven ging deculturele evolutie steeds sneller. Rond 10.000 jaar geleden begonnen de bewoners van de Vruchtbare Sikkel de domesticatievan dieren en planten, wat leidde tot een grote verandering in levensstijl, die de Neolithische revolutie wordt genoemd.[63] Met zijn nieuwe levensstijl kreeg de mens een enorme invloed op andere soorten en, door het grootschalig ontbossen om nieuw landbouwgebied te krijgen zelfs op het klimaat. Zo is het aandeel broeikasgassen (vooral methaan, maar ook koolstofdioxide) met hun grote invloed op het klimaat al rond de introductie van de landbouw (in afwijking met eerdere interglacialen) gaan stijgen.[64] Hoewel de mens in geïsoleerde gebieden waar weinig domesticeerbare planten konden groeien nomadisch bleef, ontstonden elders permanente woonplaatsen. Dankzij steeds effectievere landbouwmethoden konden steeds meer mensen samenleven op kleine oppervlakten, waardoor georganiseerdere vormen van samenleving nodig werden waarin arbeidsdelingoptrad. Het overschot aan voedsel maakte een heersende klasse mogelijk, en de eerste beschavingen ontstonden in Egypte,China, de Indusvallei en Mesopotamië rond 6000 jaar geleden.[65]
Door de ontwikkeling van het schrift kon informatie nog effectiever worden doorgegeven. Omdat de mens niet langer al zijn tijd in het verzamelen van voedsel hoefde te steken kon hij zich gaan bezighouden met ontwikkeling van religie, technologie en de eerste wetenschap. Beschavingen ontstonden overal ter wereld en dreven onderling handel of voerdenoorlogen. De groei van de menselijke kennis en technologie ging gestaag door, maar raakte in Europa in een stroomversnelling met de wetenschappelijke revolutie en later deindustriële revolutie.[66] Dit leverde de bewoners van dit continent gedurende enkele eeuwen dominantie over de rest van de wereld op,[67] maar deze dominantie verdween weer tijdens de 20e eeuw. Tegelijkertijd zorgden de nieuwe technologieën voor een explosieve bevolkingsgroei, waardoor de wereldbevolking tussen 1750 en 2000 toenam van nog geen 800 miljoen tot 6 miljard.[68] De mens krijgt door bevolkingsgroei en nieuwe technologieën een steeds grotere invloed op de chemische, klimatologische en ecologische processen op Aarde. Door de globalisering en toegenomen internationale samenwerking raken de verschillende menselijke culturen over de hele wereld tegelijkertijd steeds afhankelijker van elkaar en is ook, ondanks verzet van conservatieve en fundamentalistische groeperingen, een toenemende versmelting van deze culturen waar te nemen.
Zie ook[bewerken]
Literatuur
Categorieën:
Navigatiemenu
Informatie
Hulpmiddelen
Afdrukken/exporteren
In andere talen
De geschiedenis van de aarde in één minuutEen zeer beknopte, maar prachtig gemaakte, samenvatting van de geschiedenis van onze aarde. De hoeveelheden geweld die hebben geleid tot de wereld die we nu kennen zijn bizar om te zien.
meer Geschiedenis
VOLGENDE FROOTDomme manieren om dood te gaan
Volg Froot op Facebook en Twitter
Wat doe je als je veel wilt zeggen, maar toch beknopt wilt zijn? Je zoekt een formulering waarbij je zo min mogelijk woorden gebruikt. Lekker kort en bondig, want de lezer heeft weinig tijd.
Zo denken veel schrijvers: korte tekst is goede tekst. Toch is het nodig om dat te nuanceren. Er schuilt namelijk een gevaar in korte teksten. In je drang om zo kort mogelijk te zijn, sluipen containerbegrippen de tekst binnen.
Wat is een containerbegrip? Van Dale zegt: “een begrip zonder scherp afgebakende betekenis waaraan de taalgebruiker zelf nader invulling kan geven en dat op veel verschillende toestanden, gebeurtenissen of zaken wordt toegepast.”
Een woord als ‘ding’ is misschien wel het het meest gebruikte containerbegrip. Het laat de lezer (of luisteraar) volledig de ruimte om te bedenken wat dat dan precies is. In die zin is het woord ‘containerbegrip’ trouwens ook een containerbegrip.
Wat bestempelen mensen zelf als containerbegrip? Even googlen op het woord ‘containerbegrip’ leverde de volgende resultaten op: ‘dialoog’, ‘klantgerichtheid’, ‘crossmedia’, ‘competentie’. Voor de duidelijkheid: het gaat hier om teksten waarin de schrijvers deze woorden containerbegrippen noemden.
Misschien denk je: wat is nou precies het probleem? Het probleem is dat containerbegrippen algemeen zijn en abstract. Ze laten veel ruimte voor de beoordeling van de lezer. Dat lijkt een voordeel. Maar je maakt het je lezer moeilijk. Hij moet namelijk gaan nadenken over wat jij (misschien wel) hebt bedoeld. En dat kost tijd.
Je maakt je tekst dus juist vaag door algemene woorden te gebruiken. Dus wel lekker kort en bondig, maar niet helder!
Een voorbeeld. Op een website vond ik de onderstaande zin:
“Door te leren reflecteren, houd je zelfstandig je eigen ontwikkeling in relatie tot je werk op gang.”
Theo en Thea zouden zeggen “waar gaat tut eigenlijk over?” Deze zin is echt niet extreem lang te noemen met 17 woorden. Maar weet jij wat de schrijver precies bedoelt?
De woorden ‘reflecteren’ en ‘ontwikkeling’ zijn veelomvattende, abstracte begrippen. En het woord ‘zelfstandig’ maakt het niet gemakkelijker om deze zin te begrijpen.
Hoe maak je abstracte begrippen toegankelijk? Door ze concreet te maken. Het enige dat je daarvoor nodig hebt, zijn woorden. Een beetje meer woorden dan het ene begrip. Leg uit wat je bedoelt, vertel een verhaal. Mij helpt het om de vraag te beantwoorden: ‘hoe ziet het er uit?’
De voorbeeldzin die je hierboven las, zou je dan ook als volgt kunnen formuleren:
“Je kunt je ontwikkelen in je werk als je af en toe eens stilstaat en nadenkt over hoe jij omgaat met bepaalde zaken. Bijvoorbeeld over hoe jij communiceert met je collega’s, of hoe je een vergadering voorbereidt.”
Ik ga hier volledig uit van wat ik denk dat er met de zin wordt bedoeld… Maar dat begrijp je vast wel.
Dit artikel is overigens geen pleidooi voor lange teksten. Maak een tekst echter zo kort mogelijk. Zolang het maar duidelijk is wat je wilt zeggen. En bedenk dat je daarvoor soms meer woorden nodig hebt dan je in eerste instantie denkt.
© Suzanne Meijles, ProTaal
Tot 3000 v. Chr. is Jagers en Boeren
1.b.
Van 3000 v. Chr tot 500 n. Chr.
- Beide beelden zijn Romeins omdat de Romeinen geen beelden konden maken die geen steunpunt heeft. Dus stond er altijd een kleine engel of een tak bij. En de anatomie van beide beelden kloppen niet en de Grieken waren daar zeer goed in.
3.a. Alexander was bang dat de Perzen hem gingen aanvallen, dus wou hij de Perzen aanvallen.
3.b. Het sterkste wapen van de Perzen was hun vloot, dus Alexander wilde de vloot kapot hebben voordat de vloot naar Griekenland zou gaan.
3.c. Het is een zeer vruchtbaar gebied, en het is de doorgang tussen Europa en Afrika.
3.d. Het eerste idee was om alleen Perzië te verslaan, maar is toen maar doorgegaan met veroveren.
- Hij veroverde grote gebieden en legde daarbij typisch Griekse gebouwen aan, waardoor de mensen in die gebieden de Griekse cultuur gingen overnemen.
5.a. Het democratie
5.b. Vrouwen en slaven mochten nog niet stemmen dus een groot deel van de bevolking mocht nog niet stemmen.
6.a. Niet langer is één man de baas, maar zijn de Consul en het Senaat de baas. In de Consul en het Senaat zaten de rijke burgers.
6.b. Ze wilden dat de rijke mensen de macht hadden.
7.a. Verspreiding van de Griekse cultuur.
7.b. Politiek: De macht werd verdeeld over veel personen, waarvan ook veel onbetrouwbaar en corrupt.
Militair: De legers waren minder streng en lieten mensen passeren waardoor barbaren het rijk konden binnendringen en alles kapot maken.
8.a. Ze werden al lang vervolgt en het Christendom werd niet geaccepteerd in Rome.
8.b. Ze hadden een ander geloof dan de keizers.
8.c. Het werd staatsgodsdienst van Rome.
2.1
- Verschillende Griekse stammen stopten de oorlog voor de Olympische spelen.
- a)bouw en beeldkunst blijft bestaan
- wetenschap staat centraal
- a) slaven
- geen rechten en geen geld
- a) zo werd het eerlijk gekozen en kon er geen corruptie zijn
- sommige mensen hebben geen verstand en die komen er dan in
- a) volksvertegenwoordigers
- onze meer verstand
2.2
- De oorlog wordt voortgezet door zijn zoon, maar wel met andere strategieën.
- Deze steden groeide erg snel.
- Wetenschap ontwikkelde zich erg snel.
- a) Architectuur en Wiskunde.
- De vorm en de nieuwe technieken vanwege de wetenschap.
- a) moeilijke woorden en woorden die bij de wetenschap passen.
- Door onderzoeken te doen.
- Het was een vrije stad dus iedereen kon doen wat hij wilde.
2.3
- a) dan kan hij oorlog voeren voor hem
- de slaaf, alle wapens, kleuren
- romeinse schilder, 1889 niet uit die tijd
- ze werden veroverd, pakte ze terug
- a) zij maken en verzinnen alles maar moeten alles afgeven zonder strijd
- ze zeggen dat ze allebei zonder slag of stoot verslagen zijn
- allebei dat ze de grondleggers zijn
- mening, want ze zijn van die kant
- a) nadeel, zijn mening voordeel, primaire bron
- voordeel, geeft een beeld weer van vroeger nadeel, kan uit een andere tijd zijn
- toenemen hij word aanbeden
- a) hellenisme is het verspreiden van de griekse cultuur
- bij de hellenistische cultuur zitten geen romeinse invloeden
- bij veroveringen werden typisch griekse gebouwen gebouwd
- a) ze brachten hun cultuur over
- wel, ze hebben het laten ontstaan daar
- oorlog om macht
- want je word toch bezet gehouden
- ze werden misbruikt en wilde de democratie
2.3
Verschijnsel: Generaals worden machtiger
Ontwikkeling: De verspreiding van het Romeinse rijk
Gebeurtenis: De oorlogen om de verspreiding van het Romeinse rijk te verwerkelijken
Gedachte of handeling: De joodse elite was tegen Jezus en zijn aanhangers.
Personen: Julius Caesar en Julius Civilis
VOGGP: 2.1 De Griekse Wereld
VERSCHIJNSEL
Democratie, In een democratie is het volk de baas, iedereen kan meebeslissen over het bestuur van de samenleving. Dat kan via een volksvergadering of parlement gebeuren.
Vrijheid en gelijkheid waren in de Atheense democratie de belangrijkste woorden. Vrijheid was de mogelijkheid om politiek actief te zijn en om vrij te kunnen spreken in het openbaar, bijvoorbeeld in een volksvergadering. Gelijkheid hield in dat iedereen, hoog of laag en arm of rijk, voor de wet gelijk was en politiek actief kon zijn.
In Nederland leven we nu nog steeds in een democratie en hebben we nog steeds het recht om vanaf 18 jaar mee te stemmen, voor wat er de komende jaren gaat gebeuren.
VERSCHIJNSEL
Tegenstanders van de Democratie, Er waren ook tegenstanders van de democratie. Rijkere mensen waren door de democratie veel macht kwijtgeraakt. De volksvergadering besliste immers over alles en de meeste functies werden door loting verdeeld. In de pratijk hadden de aanzienlijke families natuurlijk nog steeds veel invloed, ook politiek. Perikles, kwam bijvoorbeeld uit een van de belangrijkste Atheense families.
Er zijn vandaag de dag nog steeds mensen die niks willen weten van de democratie, die liever een dictatuur willen of een andere soort bestuur. Mensen zullen overigens altijd wel kritiek hebben op de politiek en de manier van besturen.
ONTWIKKELING
Mensen raakten betrokken met de politiek, Als burger van Athene was je; politiek actief. Het woord politiek betekent oorspronkelijk dan ook; het functioneren als burger in de polis.
Veelal waren mensen niet tot amper betrokken met de politiek, met de komst van democratie veranderde dat, mensen raakte steeds meer betrokken met de politiek, niet alleen als je rijk was.
Zelfs als je arm was, kon je naar de volksvergadering komen je kreeg er zelfs een vergoeding voor.
ONTWIKKELING
Wetenschap, Mensen raakten betrokken met de wetenschap; ze gingen nadenken over de mensen en ook de natuur, ze gingen ook steeds dieper in op de onderwerpen.
Athene was in die tijd alleen het centrum van kunst en architectuur, maar ook van filosifie en wetenschap. Hierdoor kunnen wij vandaag de dag ook spreken en doen verschillende landen ook mee aan de Olympische Spelen.
GEBEURTENIS
Twee oorlogen tegen de Perzen, De Griekse stadstaten in Ionië (tegenwoordig de Turkse westkust) vielen al sinds 547 v. Chr. onder Perzisch bestuur. In 499 v. Chr. kwamen ze daartegen in opstand, geholpen door het Griekse moederland. De opstand mislukte en de Perzische koning besloot om de Grieken te straffen voor hun hulp. Maar hij werd zowel in 490 v. Chr. als 480-479 v. Chr. door de Grieken verslagen.
480 - 479 v. Chr. Tweede Perzische Oorlog
GEBEURTENIS
De Peloponnesische Oorlog, Toen de Grieken in 480 v. Chr. de Perzische vloot hadden verslagen en kort daarna het Perzische landleger, was het met de eensgezindheid tussen de Grieken snel gedaan. De Atheners waren uit de Perzische oorlogen gekomen als een militaire en economische grootmacht. Dat moest wel tot problemen leiden met de andere Griekse Grondmacht: Sparta. (In Sparta draaide alles om het leger van de hoplieten, de zwaarbewapende soldaten.)
338 v. Chr Philippos verovert Griekenland
GEDACHTE OF HANDELING
Denken over de Natuur, Athene was in die tijd niet alleen het centrum van kunst en architectuur, maar ook van filosofie en wetenschap.
De Grieken kenden dan ook veel mythes, godenverhalen, waarin een natuurverschijnsel werd verklaard. In Ionië begon men in de zesde eeuw v. Chr. naar natuurlijke oorzaken te zoeken. De Ionische natuurfilosofen zochten naar een oerstof waaruit alles zou bestaan.
GEDACHTE OF HANDELING
Denken over de Mens, In dezelfde tijd, de vijfde eeuw v. Chr. gingen filosofen ook nadenken over de mens zelf. Je karakter en je gedrag, was dat aangeboren of aangeleerd? De Grieken hadden al geconstateerd dat de Perzen heel andere gewoontes hadden dan zij.
PERSONEN
Plato, Plato, leerling van Socrates en leraar van Aristoteles, is een van de meest invloedrijke denkers in de westerse filosofie en was ook de stichter van de Atheense Academie, het eerste instituut voor hoger onderwijs in het westen. Hij schreef een aantal dialogen over zeer diverse onderwerpen en werd met zijn Ideeënleer de aartsvader van het filosofisch idealisme.
PERSONEN
Socrates, Socrates of Sokrates was een klassiek Grieks Atheense filosoof. Hij wordt beschouwd als een van de stichters van de westerse filosofie, maar toch is hij een raadselachtig figuur die vooral bekend is geworden door de verslagen van latere klassieke schrijvers, vooral door de geschriften van zijn studenten Plato en Xenophon, en door de toneelstukken van zijn tijdgenoot, Aristophanes.
VOGGP 2.1: wetenschap
Verschijnsel:
Nadenken over het geloof, ze begonnen bij de Grieken na te denken of het geloof wel klopt. Dat gebeurd nu nog steeds constant.
Ontwikkeling:
Mensen gaan onderzoek doen, om te onderzoeken of alles wat verteld word wel waar is.
Gedachte of handeling:
Is de aarde plat?
Personen:
Pythagoras en Plato.
VOGGP: 1.1 Van Jager- Verzamelaars naar boeren
VERSCHIJNSEL (Landbouw, Nomaden, Natuurgoden)
Landbouw: Het bewerken van de grond om graan en dergelijke te laten groeien. Dit gebeurde al in 20.000 v. Chr. maar ook nog in 2014. Boeren gebruiken en bewerken nog steeds grond om er graan en dergelijke op te laten groeien.
Geloof: Deze schepping is volgens creationisten het werk van God of van meerdere goden. Er zijn nog steeds mensen die dit geloven en zelfs vroeger geloofden ze dat al.
ONTWIKKELING (Overgang Jagers en Verzamelaars naar Landbouw)
Overgang naar de Landbouw: Blijkbaar was rond 20.000 v. Chr. het klimaat in het Midden-Oosten zodanig gunstig, dat er in de natuur voedsel in overvloed te vinden was. Daardoor hoefden de mensen niet rond te trekken. Hierna werd in dit gebied het klimaat warmer en droger en nam de overvloed aan wilde planten en dieren af. In die omstandigheden is waarschijnlijk de landbouw ontstaan.
Ontstaan en ontwikkeling van de mens volgens de Evolutietheorie:
A B C D
A: Homo Habilis
B: Homo Erectus
C: Homo Sapiens
D: Homo Sapiens Sapiens
GEBEURTENIS (Grotschildering, Eerste boeren in Limburg 3500 v. Chr., Uitvinding van de Landbouw)
Mensen veranderden hun Leefwijze: Ze werden sedentair, dat wil zeggen dat ze op een vaste plek gingen wonen. De gevolgen van de Argrarische Leefwijze zijn zo groot geweest, dat we spreken van de Sedentaire Revolutie.
Neolithische Revolutie: Overgang van jagen en verzamelen naar landbouw. Dit gebeurde omstreeks 11.000 v. Chr. in het Midden- Oosten, mogelijk veroorzaakt door klimaat veranderingen. In de eeuwen daarna verspreidde de kennis van de landbouw zich naar Europa.
GEDACHTE OF HANDELING (Schilderingen, Grafgiften - Leven na de Dood)
Geloof: Zij geloven dat de aarde en alles wat daarop leeft het gevolg zijn van een schepping. Deze schepping is volgens creationisten het werk van God of van meerdere goden.
PERSONEN ( Ötzi, Mensapen)
Homo habilis: Homo habilis is een uitgestorven mensensoort die 2,2 tot 1,5 miljoen jaar geleden in Oost-Afrika leefde. Deze soort was kleiner dan de tegenwoordige mens en had een geschatte lengte tussen 1,20 m en 1,55 m.
Homo sapiens sapiens: Mens of Homo sapiens is een tweevoetige primatensoort uit de familie Hominidae.
VOGGP: 1.2 Steden in Mesopetamië
Verschijnsel
Verstedelijking: Mensen gingen in stedelijke gemeenschappen wonen, dit was handig omdat mensen dan voor elkaar voedsel konden gaan verbouwen en ontstond er een voedseloverschot. Als je genoeg voedsel hebt kunnen mensen andere beroepen gaan uitoefenen. Voor de rest van de geschiedenis van de mensheid hebben mensen in steden gewoond.
Ontwikkeling:
Ontstaan spijkerschrift: Eerst zeiden mensen alles en moest je het maar vertrouwen of werden er tekeningen gemaakt, maar door het ontstaan van het spijkerschrift kon je alles nalezen.
Gebeurtenis:
Ontstaan eerste dorpen: Rond 6500 v. Chr onstonden in Soemerië de eerste dorpen.
Ontstaan eerste steden: Rond 3500 v.Chr ontstonden de eerste steden in het zuiden van Mesopetamië.
Personen:
Hammurabië, koning van Babylon: Maakte de eerste wetten in spijkerschrift.
Romeinse tijden actueel in museum KerkdrielGeplaatst op
30 november 2014
Laatste update
30 november, 18:05
Foto's
1
Opening expositie over romeinen in museum Kerkdriel.
Margriet de Wilt
KERKDRIEL - Vanaf deze zondag herleven oude tijden bij het Driels Museum in Kerkdriel. De opening van de expositie 'Romeinen tussen de rivieren' is sinds vandaag een feit. Voor de gelegenheid was er een echte Romein afgereisd naar het museum.
Velen leverden hun bijdrage aan de expositie, zoals een tweetal archeologen en musea uit de regio. Zo ontstond er een gevarieerd aanbod aan voorwerpen uit de Romeinse tijd, afkomstig uit het rivierengebied. De Maasdrielenaren Jelle van Hemert en Fredo van Berkel deelden hun archeologische kennis, zodat het Driels Museum een zo realistisch mogelijke afspiegeling had van de regio in de Romeinse tijd. De expositie is komende maanden nog te bewonderen in het museum aan de Teisterbandstraat 38, dat elke zondagmiddag en maandagavond geopend is.
Romeinse schat bij nieuwe Haagse wegIn Den Haag is een schat uit de Romeinse tijd gevonden. Archeologen ontdekten een potje op de plek waar de nieuwe toegangsweg van Den Haag komt te liggen. In dat potje zaten 107 zilveren munten, zes zilveren armbanden, een grote verzilverde speld van een mantel en een paar glazen kraaltjes. 'Omdat alles bij elkaar in een pot zat opgeborgen, moet de schat heel doelbewust zijn begraven', meldde de gemeente Den Haag vrijdag. Wie dat heeft gedaan en waarom, zal waarschijnlijk nooit duidelijk worden.
21 november 2014, 21:08 Bron: ANP
5
De oudste munt in de pot werd geslagen toen keizer Nero regeerde, ergens tussen de jaren 54 en 68 na Christus. De jongste munten zijn ongeveer een eeuw later gemaakt, onder keizer Marcus Aurelius. In die tijd stond er waarschijnlijk een boerendorp op de vindplaats. Er zijn namelijk sporen van boerderijen gevonden. Het is volgens Den Haag ongebruikelijk dat er zo veel zilveren munten op het oude Romeinse platteland worden gevonden.
De waarde van de schat is niet bekend. Mensen kunnen de voorwerpen vanaf komende dinsdag zien in het Haags Historisch Museum.
De Rotterdamsebaan moet in 2019 klaar zijn. De weg loopt van knooppunt Ypenburg tot industrieterrein Binckhorst. Het moet de drukke A12, de Utrechtsebaan, ontlasten. De aanleg kost bijna 600 miljoen euro.
De nieuwe weg gaat voor een deel onder Voorburg door. Dat was in de Romeinse tijd een belangrijke handelsplaats, die Forum Hadriani heette.
filmpje romeinen
http://www.schooltv.nl/no_cache/video/crid/20030623_romeinen01/
3.2
ontwikkeling
steden lopen leeg
erken.Actuele opdracht
Door: Maarten Vromans en Ocker Ghering
Klas: H4C en H4B
Leraar: JOP
Datum: 3 november 2014
Opdracht 1:
Begrip:
Omschrijving:
Connectie met Brazilië
Analfabetisme
De mate waarin ongeletterdheid in een samenleving voorkomt.
Het analfabetisme ligt nu op 12%. Dit geld voor alle inwonende van het land Brazilië
Arbeidsmigratie
De verhuizing van mensen als gevolg van het zoeken naar werk.
Mensen trekken naar het dichtbevolkte oosten van Brazilië. Dat doen ze omdat daar veel werk gelegenheid is.
Beroepsbevolking
Personen van 15 t/m 64 jaar die tenminste twaalf uur per week werken.
Brazilië heeft nu een beroepsbevolking van 104,7 miljoen mensen. Dit houdt dus in dat ongeveer de helft van de inwoners werkt.
Bevolkingsdichtheid
Het (gemiddelde) aantal inwoners per vierkante kilo meter.
23,6/km2 mensen leven vooral in het oosten omdat in het westen het tropisch regenwoud zit.
Bevolkingsgroei
De getalsmatige toename of afname van een groep mensen als resultaat van geboorte en sterfte ( natuurlijke groei) en vestiging en vertrek (sociale groei).
De bevolking van Brazilië groeit met 1,102% per jaar. dat is best wel een behoorlijk percentage en dat heeft ook zeker invloed op de beroepsbevolking.
Bevolkingsspreiding
De wijze waarop de bevolking is verdeeld over de geografische ruimte.
Mensen leven vooral in het oosten. Omdat daar de grote steden zitten en daarom is er meer geld te verdienen.
BRIC-landen
De (semi perifere) opkomende landen Brazilië, Rusland, India en China.
Brazilië heeft een economie die in opkomst is. Dat houdt in dat ze de ontwikkeling hebben gemaakt van periferie naar semi-periferie.
Bruto Nationaal Product
Alles wat – in geldwaarde uitgedrukt – in een jaar door staatsburgers van een land wordt geproduceerd of verdiend. Heet tegenwoordig Bruto Nationaal Inkomen.
het bruto nationaal product in Brazilië is $2.282 biljoen (2011 est.)
Centrum
Begrip uit het centrum – periferie – model: ge bied waar de economische en politieke macht is geconstateerd.
Het oosten van Brazilië zou je een centrum kunnen noemen omdat daar alle banken zitten en alle grote merken van Brazilië.
Dekolonisatie
Het politiek onafhankelijk worden van een voormalige kolonie.
Brazilië was een kolonie van Portugal, maar in 1822 werd het een eigen staat.
Demografische druk
De mate waarin de productieve leeftijdsgroepen de niet-productieve leeftijdsgroepen moeten onderhouden.
De jongeren worden steeds hoger opgeleid en gaan steeds betere banen invullen.
Demografische transitie
Model dat de overgang van een hoog niveau naar een laag niveau van natuurlijke bevolkingsgroei en de tussenliggende sterke toename van de bevolkingsomvang weergeeft een verklaart.
Brazilië zit in de derde fase omdat het steeds beter met ze gaat maar er gaan nog veel mensen dood.
Exploitatiekolonie
Een buitenlands gebied dat door een bepaalde mogendheid bezet wordt gehouden om te dienen als leverancier van goedkope grondstoffen en arbeidskrachten.
In Brazilië hebben de koffieplanters veel kwaad op hun geweten door uitsluitend koffie te verbouwen.
Globalisering
Het steeds verdergaande proces van internationale uitwisseling van goederen, kennis en kapitaal. Ook wel mondialisering genoemd.
Veel grote bedrijven plaatsen een kantoor en winkel in Brazilië omdat het land sterk in opkomst is.
Global shift
Wereldwijde verschuiving in productie, handel en vervoer.
Eerst werd alles geproduceerd in Europa en de VS, maar nu gaat veel industrie naar Oost-Azië, en een deel gaat naar Brazilië.
Godsdienst
Een levensbeschouwing die uitgaat van het bestaan van een of meer goden. Ook wel religie genoemd.
Brazilië is een sterk gelovig land en de meeste mensen zijn Christelijk. Het Christendom is de belangrijkste godsdienst in dit land.
Grijze druk
De verhouding tussen het aantal personen van 65 jaar of ouder en het aantal personen in de zogenaamde ‘productieve leeftijdsgroep’ van 20 t/m 64 jaar.
De meeste ouderen worden verzorgt door hun kinderen omdat familie belangrijk is in de Braziliaanse cultuur.
Groene druk
De verhouding tussen het aantal personen van 0 tot 19 jaar en het aantal personen in de zogenaamde ‘productieve leeftijdsgroep’ van 20 t/m 64 jaar.
Er worden veel kinderen geboren omdat er niet veel uitleg gegeven word over voorbehoedsmiddelen.
Kolonialisme
Het verschijnsel dat een land (dat vaak rijk en machtig is) een ander land in bezit neemt en dit land dan als een deel van zichzelf (als een kolonie) gaat beschouwen met als doel het verwerven van grondstoffen en een afzetmarkt.
Brazilië is een lange tijd een kolonie geweest van Portugal, dat is nog steeds te merken aan de taal want ze spreken nog steeds Portugees in Brazilië.
Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die een bevolking kan verkrijgen voor een gegeven hoeveelheid geld.
De koopkracht stijgt in Brazilië omdat er steeds meer hoger opgeleiden zijn en de prijzen stijgen maar en klein beetje.
Leeftijdsopbouw
De getalsmatige samenstelling van de bevolking naar leeftijd en geslacht.
0-14 jaar: 26,2% (mannen 27.219.651/vrouwen 26.180.040)
15-64 jaar: 67% (mannen 67.524.642/vrouwen 68.809.357)
65 jaar en ouder: 6,7% (mannen 5.796.433/vrouwen 7.899.650) (2011 est.)
Mondialisering
Het steeds verdergaande proces van internationale uitwisseling van goederen, kennis en kapitaal. Wordt meestal globalisering genoemd.
Veel grote bedrijven plaatsen een kantoor en winkel in Brazilië omdat het land sterk in opkomst is.
Nationaal inkomen
Totaaltelling van alle inkomens die in een jaar in een land worden verdiend.
$2.282 biljoen (2011 est.) Dit is al het geld dat Brazilië binnenkrijgt in één jaar. Dit is een gemiddelde.
Periferie
Begrip uit het centrum-periferie-model: randgebied dat buiten het centrum van macht en invloed ligt, maart daarvan wel afhankelijk is.
Het westen van Brazilië is een periferie, er leven niet veel mensen en de mensen die er wonen leven meestal in stammen.
Regionale ongelijkheid
Situatie dat gebieden binnen een land zo sterk van elkaar verschillen op sociaaleconomisch terrein, dat deze verschillen als een maatschappelijk probleem worden ervaren.
In Brazilië heb je het westen wat sterk onder-ontwikkeld is en het economische oosten waar al het geld verdiend wordt.
Semiperiferie
Begrip uit het centrum-periferie-model. Gebied dat een tussenpositie inneemt tussen centrum en periferie en onderworpen is aan het centrum, maar macht uitoefent over een deel van de periferie.
Brazilië is een semiperiferie omdat het oosten al het geld verdiend en het westen sterk achter blijft.
Sociale ongelijkheid
Situatie dat de verschillen op sociaaleconomisch terrein tussen de bevolkingsgroepen binnen een land, gebied of plaats zo groot zijn, dat deze verschillen als een maatschappelijk probleem word ervaren.
In het westen geloven veel mensen in natuur goden en in het oosten zijn de mensen een stuk moderner en geloven er veel mensen in de Rooms-Katholieke kerk. Hierdoor ontstaan veel problemen om wat de wetten moeten zeggen.
Taal
Cultuurelement dat een belangrijk middel is in de overdracht van informatie, gevoelens en ideeën.
In Brazilië praten ze Portugees omdat het vroeger een kolonie was van Portugal.
Vestigingskolonie
Een buitenlands gebied dat door een vreemde mogendheid bezet wordt gehouden om daar een deel van de eigen bevolking te laten wonen.
Door de vroegere bezetting van Brazilië door Portugal zijn er veel Portugezen naar Brazilië verhuist.
Vrijhandel
Handel tussen landen die volledig plaatsvindt volgens de wetten van vraag en aanbod. Het tegenovergestelde van vrijhandel is protectionisme.
Brazilië is een vrij land en er is veel handel. Omdat de regering handel stimuleert. Hierdoor is het handel drijven met ander landen een stuk makkelijker geworden
Wereldsysteem
Indeling van de wereld volgens een bepaald model, zoals het centrum-periferie model, om de economische en politieke machtsverhoudingen uit te drukken.
Brazilië is een semi periferie omdat het oosten al het geld verdiend en het westen sterk achter blijft.
Opdracht 2:
begrip:
omschrijving:
connectie met Nike:
Agglomeratievoordelen
De voordelen van bedrijfsvestiging in een grote stad in de vorm van de aanwezigheid van een grote en koopkrachtige afzetmarkt, een omvangrijke en geschoolde arbeidsmarkt, toeleveringsbedrijven en goede infrastructuur.
Een voordeel kan zijn dat je niet veel transport kosten hebt, omdat de producten al in het desbetreffende land zijn. Zo krijg je ook veel klanten omdat die weten dat het product niet gemaakt is in een lage loonland.
Amerikanisering
Het verschijnsel dat men op steeds meer plaatsen in de wereld uitingen van de (Noord-)Amerikaanse cultuur aantreft (gebruiken, ideeën, merken, producten, enzovoort).
Overal ter wereld zie je winkels van Nike, en zie je mensen met kleding van Nike lopen. Je denkt er niet over na maar je verspreid een deel van Amerika als je iets van Nike koopt.
Economische globalisering
Het steeds verdergaande proces van internationale uitwisseling van goederen, technologie en kapitaal.
Een groot bedrijf zoals Nike laat zijn kleding voor belachelijk lage arbeidslonen produceren in lage loonlanden. Maar het lage minimumloon is niet de enige reden van deze globalisatie, de milieuwetgeving is er vaak erg mild en een aantrekkelijk belastingregime kan ook een reden zijn om je in een ander land te vestigen.
Multinationale onderneming (MNO)
Onderneming met vestigingen in meerdere (ten minste twee) landen.
Nike is een grote multinational en zit verspreid over heel de wereld. Zo hebben ze hun fabrieken bijvoorbeeld al in arme landen, terwijl hun hoofdkantoor wel in het centrum ligt.
Productieketen
Alle activiteiten die in een bepaalde volgorde met elkaar verbonden zijn om een goed voort te brengen, van grondstof tot en met het eindproduct dat gebruikt wordt door de eindconsument.
Nike haalt de grondstoffen uit Afrika en brengt dat naar China om er daar een product van te laten maken, dan wordt het naar de winkels overal ter wereld gestuurd om verkocht te worden.
Transporttechnologie
Moderne technieken waaronder digitale technologie, die het mogelijk maken om goederen sneller, goedkoper en op grotere schaal te vervoeren en te distribueren.
Door technische ontwikkelingen werden de vervoersmiddelen sneller en goedkoper. Door het gebruik van containers en verbetering van de infrastructuur worden ook kosten bespaard. De communicatietechnologie en betere logistiek brengen de transportstromen onder controle. Schaalvergroting leidt tot lagere kosten per eenheid product. Door de veranderingen in de transporttechnologie en communicatietechnologie nemen de relatieve afstanden af.
Communicatietechnologie
Moderne digitale technieken die een snelle, goedkopere en overal toegankelijke uitwisseling van berichten mogelijk maken.
Kapitaal en informatie worden zeer snel verplaatst dankzij de digitale revolutie. Dit heeft gevolgen voor de samenleving en die zijn als volgt:
Sommige groepen en gebieden blijven steeds meer achter. Zo ontstaat er een nieuwe verdeling van het werk over de wereld.
Zo oefenen mondiale netwerken steeds meer invloed uit op het dagelijkse leven, deze netwerken veranderen steeds door de rol van de wereldsteden.
Tijd-ruimtecompressie
Plaatsen blijven in de geografische ruimte even ver van elkaar verwijderd, maar komen in ruimten waar de afstanden niet in kilometers maar in geld (transportkosten) of uren (tijd) worden uitgedrukt, steeds dichter bij elkaar te liggen.
Nike maakt gebruik van een online-winkel waarbij je product via internet kan kopen, dus als jij iets koopt dan wordt dat doorgegeven aan de fabrieken en wordt dat binnen een paar weken weer naar je opgestuurd.
Transnationale onderneming
Onderneming die economisch ook actief is in het buitenland.
Nike heeft in 45 landen een kantoor zitten, en er zijn vele landen die wel een winkel hebben maar geen kantoor dus Nike is actief over de hele wereld.
Metropool
Een miljoenenstad die als internationaal beslissingscentrum belangrijke economische, politiek, wetenschappelijke en culturele functies vervult en die knooppunt is in de netwerksamenleving. Ook wel wereldstad genoemd.
Nike heeft in iedere metropool een winkel zitten, en zijn een duidelijk straatbeeld in die steden. Vaak zitten in die metropolen ook de kantoren voor dat land.
Keuze maken
Het maken van de juiste keuze is niet altijd makkelijk. Sofie staat voor de keuze de havo afmaken en daarna een hbo-opleiding te volgen of nu gaan werken en een deeltijd mbo-opleiding te volgen.
Samenwerken of niet
Tara en Sofie delen samen een kamer en moeten die kamer ook opruimen. Tara en Sofie kunnen dat samen doen (dat gaat het snelst) of het aan de ander over te laten en zo optimaal te profiteren van de inzet van de ander. Zulk gedrag heet meeliftersgedrag. Je lift mee op de inspanningen van de ander en doet zelf niks. Dit probleem – wel of niet samenwerken – staat bekend als het gevangendilemma. Hierbij wordt er van uitgegaan dat iedereen rationeel handelt. Een gevangendilemma kenmerkt zich door het feit dat wat de ander ook doet, je altijd dezelfde strategie kiest, de zogenaamde dominante strategie. Deze leidt niet tot het beste resultaat. Het beste resultaat kan alleen bereikt worden indien er bindende afspraken gemaakt worden.
Het gevangendilemma is afkomstig uit de speltheorie. De speltheorie bestudeert het nemen van beslissingen waarbij de uitkomst afhangt van de keuze van de ander.
Budgetlijn (overgenomen uit Werk vanaf tweede druk)
Een budgetlijn geeft de verschillende combinaties van twee bestedingsmogelijkheden bij een bepaald budget. In onderstaande grafiek wordt dit toegepast op inkomen en vrije tijd. Om drie uur minder per dag te werken moet je € 60 opofferen. De opofferingskosten van 1 uur meer vrije tijd zijn dus € 20. Er ontstaat hierbij een keuzeprobleem. Meer vrije tijd betekent minder werken en minder werken betekent minder inkomen. Niet alleen inkomen draagt bij aan de welvaart, ook vrije tijd draagt daaraan bij.
Kinderen kosten geld
De overheid komt de ouders hierin tegemoet door het geven van kinderbijslag. Zodra jongeren de leeftijd van 16 bereiken zoeken ze heel vaak een bijbaantje en hebben ze hun eerste eigen middelen.
Bijverdienste
Ben je 16 of 17 en thuiswonend dan mag je maximaal € 4.784 per jaar bijverdienen (in 2010). Verdien je meer dan € 4.784 dan wordt er gekort op de kinderbijslag.
Ruilen over de tijd
Sparen is het niet consumeren van inkomen of het uitstellen van consumptie. Over het spaargeld krijg je rente. In feite verplaats je consumptie naar de toekomst. Je ruilt over de tijd. Lenen is wat dat betreft het omgekeerde van sparen. Consumeren wordt dan naar voor gehaald. Het koopmoment ligt voor het moment dat je inkomen ontvangt. Ook hierbij is sprake van ruilen over de tijd. Bij lenen krijg je geen rente maar moet je rente betalen.
Studeren
Ook studeren heeft alles te maken met ruilen over de tijd. Een studie kost geld en tijd. Het is een investering die later vruchten (geld/inkomen) op moet leveren. Het alternatief van geen hogere studie is meteen gaan werken. Dan kun je meteen oogsten, zei het dat die oogst tot je pensioen veel lager zal zijn in vergelijking met iemand die wel een hogere studie heeft gevolgd.
Eenmaal een hogere opleiding afgerond, ga je op zoek naar werk. Dit kan zijn in dienst van een bedrijf als werknemer of als zelfstandig ondernemer. In loondienst werken verschaft meer zekerheid maar als zelfstandige kan het inkomen hoger zijn.
Als werknemer verdien je een bepaald (bruto) loon. Op dat loon wordt de loonheffing (een soort voorschot op de inkomensheffing) ingehouden.
Loonheffing
De loonheffing bestaat uit loonbelasting en premies volksverzekeringen. De premies volksverzekeringen wordt betaald voor de AOW, de ANW en de AWBZ. Daarnaast wordt op het bruto salaris de pensioenpremie en de premie Zorgverzekeringswet (ZVW) ingehouden.
Het brutoloon min de loonheffing, min de pensioenpremie en min de premie ZVW geeft het netto of besteedbaar loon.
Inkomensheffing
De inkomensheffing werkt als volgt:
bruto jaarinkomen
- aftrekposten
= belastbaar inkomen
- heffingsbedrag
= netto inkomen
Het heffingsbedrag wordt berekend over de verschillende schijven die op het inkomen van toepassing zijn. De algemene heffingskorting en de arbeidskorting verlagen het bedrag dat uiteindelijk betaald moet worden.
Gemiddeld en marginaal tarief
Over de eerste twee schijven (tot een bedrag van € 32.127) betaal je ongeveer € 6.500 aan premies volksverzekeringen en € 1.960 aan belastingen. Iemand met een inkomen van € 100.000 betaalt ongeveer € 6.500 aan premies volksverzekeringen en € 35.000 aan belastingen. In dit geval bedraagt het marginaal tarief 52% (hoogste tarief dat van toepassing is) en het gemiddeld tarief is 41.500/100.000 x 100% = 41,5%.
Progressief, proportioneel en degressief
De inkomensheffing is progressief als bij een stijging van het inkomen het heffingspercentage ook hoger wordt. Progressieve belastingen nivelleren de inkomensverdeling.
De inkomensheffing is proportioneel als bij een stijging van het inkomen het heffingspercentage constant blijft.
De inkomensheffing is degressief als bij een stijging van het inkomen het heffingspercentage lager wordt. Degressieve belastingen denivelleren de inkomensverdeling.
Inkomensverdeling
Niet iedereen heeft eenzelfde inkomen, sommige mensen hebben een laag inkomen en anderen een hoog inkomen. Een inkomensverdeling laat zien welk deel (percentage) van het totale inkomen een bepaald percentage van de mensen heeft. In een grafiek getekend, levert dit een lorenzcurve op. Een lorenzcurve geeft de mate van ongelijkheid van de inkomensverdeling over personen weer. Hoe dikker de buik van de lorenzcurve hoe ongelijker (schever) de inkomensverdeling. Als de inkomensverdeling gelijker wordt spreken we van nivelleren en wordt de inkomensverdeling ongelijker dan is er sprake van denivelleren. Op grond van de lorenzcurve kun je echter geen uitspraak doen over rechtvaardig of onrechtvaardig.
Primaire en secundaire inkomensverdeling
Primiare inkomens zijn alle bij het productieproces verdiende bruto inkomens, zoals loon, pacht, huur, rente en winst. Het primaire inkomen wordt door de overheid herverdeeld. Er worden enerzijds belasting en sociale premies door de overheid ingehouden en anderzijds uitkeringen, subsidies en toeslagen betaald. Het inkomen na herverdeling noemen we het secundaire inkomen.
Secundair inkomen = primair inkomen – ingehouden belastingen en sociale premies + uitkeringen.
Het secundaire inkomen is het netto besteedbaar inkomen.
Eigen baas
Eigen baas zijn betekent een overzichtelijke administratie voeren zoals het opstellen van een balans en het opstellen van een resultatenrekening.
De balans
De balans geeft een overzicht van de bezittingen en het vermogen op één bepaald moment. Op de balans staan voorraadgrootheden. Aan de bezittingenkant (actiefzijde of debet) kun je onderscheid maken tussen vaste, vlottende en liquide activa. Aan de vermogenskant (passiefzijde of credit) kan er onderscheid gemaakt worden tussen eigen vermogen en vreemd vermogen (schulden). De creditkant van de balans laat zien over hoeveel vermogen (geld) de zaak kan beschikken. Op de debetkant van de balans kun je zien wat er met dat vermogen is gedaan.
Zie hieronder een voorbeeld van een balans op 1 januari 2010.
debet
Balans 1 januari 2010
credit
vaste activa
eigen vermogen
281.200
gebouwen
300.000
machines
260.000
lang vreemd vermogen
inventaris
120.000
7% hypothecaire lening
240.000
bedrijfskrediet
40.000
vlottende activa
onderhandse lening
160.000
debiteuren
30.000
voorraden
60.000
kort vreemd vermogen
vooruitbetaalde huur
6.000
crediteuren
66.000
Nog te betalen interest
4.800
liquide activa
te betalen garagerekening
4.000
bank
12.000
kas
8.000
totaal
796.000
totaal
796.000
De resultatenrekening
De resultatenrekening is een overzicht van de opbrengsten (omzet) en de kosten in een bepaalde periode (vaak één jaar). Opbrengsten en kosten zijn periodegrootheden.
De omzet min alle kosten geeft de winst in een bepaalde periode.
Kosten
Resultatenrekening 2010
Opbrengsten
inkoopwaarde omzet
560.000
Omzet
910.000
rentekosten
32.000
huurkosten
32.000
loonkosten
150.000
energiekosten
21.000
winstsaldo
105.000
Totaal
910.000
Totaal
910.000
De toegevoegde waarde of productiewaarde is gelijk aan de omzet min de inkopen (van grondstoffen, hulpstoffen, producten) en min diensten van derden.
In bovenstaand voorbeeld is dat € 910.000 – € 560.000 – € 21.000 = € 329.000.
Risico
Het leven van alledag zit vol risico’s. Je kunt een been breken, je fiets kan gestolen worden, je kunt ziek worden, etc. Mensen willen risico’s zoveel mogelijk vermijden en zeker de kosten die die risico’s met zich meebrengen. Verzekeringen spelen daarop in en bieden verzekeringspakketten aan die mogelijke schade vergoeden. Hiervoor moet de verzekerde een premie betalen. De hoogte van de verzekeringspremie is afhankelijk van de kans dat het risico optreedt en de hoogte van de vergoeding die dan moet worden uitgekeerd.
Particulier en sociale verzekeringen
Je kunt je bij een particuliere verzekeringsmaatschappij verzekeren voor diefstal, brand, schade aan auto of inboedel, etc. In het algemeen bemoeit de overheid zich niet met de particuliere verzekeraars. Anders is het gesteld met de sociale verzekeringen die bij wet zijn vastgelegd. Sociale verzekeringen verzekeren mensen tegen inkomensverlies (werkloosheid, ouderdom) of tegen hoge kosten (ziekte, kinderen). De overheid bepaalt de verzekeringsvoorwaarden en stelt de premie vast.
Sociale verzekeringen zijn gebaseerd op solidariteit: de rijke komt op voor de arme, de gezonde voor de zieke, de werkende voor de werkloze. De premie die betaald moet worden is inkomensafhankelijk (draagkrachtbeginsel). Niemand kan uitgesloten worden van een sociale verzekering, iedereen wordt geaccepteerd.
Volksverzekeringen
Volksverzekeringen zijn verplicht voor alle mensen die in Nederland wonen. De uitkering is meestal een vast bedrag. Er zijn vier volksverzekeringen:
AOW: Algemene Ouderdomswet. Krijgt iedereen vanaf zijn 65e verjaardag. De uitkering is gelijk aan het sociaal minimum. Voor een volledige uitkering moet je 50 jaar in Nederland gewoond hebben.
AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Vergoedt de kosten van langdurige verpleging of psychiatrie.
Anw: Algemene Nabestaandenwet. Geeft kinderen (tot 18 jaar) en partner een minimumuitkering. De uitkering is inkomensafhankelijk.
AKW: Algemene Kinderbijslagwet. Komt tegemoet in de kosten die kinderen (tot 18 jaar) met zich meebrengen. De uitkering wordt betaald door de overheid uit de belastinginkomsten.
Zorgverzekeringswet
Is een particuliere verzekering, maar heeft veel kenmerken van een sociale verzekering. Iedereen is verplicht om de basisverzekering af te sluiten waarvan de premie deels inkomensafhankelijk is. De basisverzekering vergoedt de kosten voor huisarts, medicijnen en specialistische hulp. Verzekeringsmaatschappijen hebben een acceptatieplicht. Zij mogen niemand uitsluiten (geen risicoselectie). Mensen met een laag inkomen krijgen van de overheid een zorgtoeslag als bijdrage in de premie. De zorgtoeslag is maximaal € 57 per maand en wordt betaald uit de belastingen. Naast de basisverzekering kunnen mensen een aanvullende verzekering afsluiten (tandarts). De aanvullende verzekeringen zijn particuliere verzekeringen en vrijwillig.
Werknemersverzekeringen
WW: Werkloosheidswet. Geeft een uitkering bij werkloosheid. De uitkering is 70% van het laatstverdiende loon. De duur is afhankelijk van het arbeidsverleden.
ZW:Ziektewet. Bij ziekte moet de werkgever tot maximaal twee jaar het loon doorbetalen.
WIA: Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. Bij volledige arbeidsongeschiktheid krijg je op grond van de WIA een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Als een werknemer gedeeltelijk is afgekeurd, moet de werkgever zorgen voor aangepast werk.
Sociale voorzieningen
Sociale voorzieningen zijn er voor mensen die geen uitkering kunnen krijgen van een werknemersverzekering of een volksverzekering, maar wel financieel ondersteund moeten worden. De overheid betaalt de sociale voorzieningen uit de belastingopbrengst. De belangrijkste sociale voorziening is de Wet werk en bijstand (WBB). De hoogte van een bijstandsuitkering is het sociaal minimum. Voor jonge gehandicapten zonder arbeidsverleden is er een speciale Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jong gehandicapten (Wajong).
Asymmetrische informatie, averechtse selectie en moreelwangedrag
Bij het afsluiten van een verzekering weet de verzekerde meer over de kans op risico dat hij loopt dan de verzekeringsmaatschappij: er is sprake van ongelijke of asymmetrische informatie.
Averechts selectie wil zeggen dat alleen de slechte risico’s zich verzekeren. In dat geval zal de premie zo sterk stijgen dat verzekeren niet meer zinvol is. De markt faalt in dat geval.
Van moreel wangedrag is sprake als iemand meer risico’s neemt omdat hij verzekerd is. Door invoering van een eigen risico proberen verzekeringen dit tegen te gaan.
Omslagstelsel en kapitaaldekkingsstelsel
De meeste particuliere en sociale verzekeringen werken volgens het omslagstelsel: de premies die ze nu ontvangen worden gebruikt om nu uitkeringen te doen.
Pensioenen, levensverzekeringen en uitvaartverzekeringen werken volgens het kapitaaldekkingsstelsel. Gedurende een groot deel van het leven betalen mensen premies die door de verzekeraar belegd worden om later de uitkering te kunnen betalen. Er is hierbij weer sprake van ruilen over de tijd (men spaart voor later).
Koopkracht
Wat je kunt kopen van het geld van je bijverdiensten is afhankelijk van de prijzen van de producten die je hiermee wilt kopen. Als jou inkomen stijgt kun je meer kopen. Als de prijzen stijgen kun je minder kopen. Met andere woorden de koopkracht van je inkomen (= reëel inkomen) is afhankelijk van de hoogte van het inkomen en de inflatie (prijsstijging). Om te weten of de koopkracht in een bepaald jaar gestegen is moet je werken met indexcijfers.
indexcijfer van het (nominaal) inkomen
Indexcijfer reële inkomen =
————————————————--
x 100
prijsindexcijfer
Consumentenprijsindex
Bij het berekenen van de koopkracht moet er rekening gehouden worden met de prijsontwikkeling van de diverse producten en het belang of het gewicht van die producten in de totale uitgaven. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) houdt zich hiermee bezig. Aan de hand van een budgetonderzoek bepaalt het CBS de wegingsfactoren van elke artikelgroep en elk artikel binnen die artikelgroep. De wegingsfactoren geven aan welk deel van de totale uitgaven aan een bepaalde artikelgroep wordt uitgegeven. Jaarlijks verandert het bestedingspatroon en worden de gewichten door het CBS bijgesteld. Door vervolgens na te gaan hoe de prijzen van de diverse producten zich ontwikkelen kan vervolgens een samengesteld gewogen prijsindexcijfer, de consumentenprijsindex berekend worden. Elk prijsindexcijfer wordt vermenigvuldigd met zijn wegingsfactoren en bij elkaar opgeteld en tenslotte gedeeld door de som van de gewichten.
In formulevorm:
Σ(Pi x Gi)
CPI =
———--
ΣGi
Pi = prijsindexcijfer van elk product
Gi = wegingsfactor van elk product
Σ = somteken
Nominale en reële rente
Inflatie leidt tot een daling van het reële inkomen. De koopkracht van het geld daalt: er is sprake van geldontwaarding. Door inflatie neemt de koopkracht van het spaargeld af en is de reële rentevergoeding lager dan de nominale rentevergoeding. De nominale rente (vergoeding) is de rentepercentage dat de bank vergoedt. De reële rente is de nominale rente gecorrigeerd voor inflatie. De reële rente kan berekend worden met indexcijfers:
indexcijfer nominale rente
Indexcijfer reële rente =
——————————--
x 100
prijsindexcijfer
AOW
De AOW is een uitkering voor alle mensen woonachtig in Nederland vanaf hun 65e levensjaar. Iedereen die vanaf zijn 15e tot zijn 65e in woonachtig was in Nederland krijgt een volledige AOW-uitkering. Voor ieder jaar dat je in die periode niet in Nederland woonachtig was wordt de uitkering met 2% verminderd. De AOW bedraagt 50% van het bruto minimum loon. Een alleenstaande krijgt 70% van het bruto minimum loon. De AOW wordt gefinancierd volgens het omslagstelsel. Dat betekent dat het aantal AOW’ers × uitkering = inkomensverdieners × premie.
Bedrijfspensioen
Een bedrijfspensioen geeft een aanvulling op de AOW-uitkering. Iemand die 40 jaar pensioenpremie heeft betaald, krijgt een zodanige aanvulling op de AOW, dat het totale inkomen 70% van het laatstverdiende loon of 80% van het gemiddeld verdiende loon bedraagt. De pensioenfondsen (ABP, Zwitserleven Gevoel) beheren de betaalde premies en betalen de uitkeringen. De premiegelden (= maandelijkse afdracht van de werknemers) worden belegd in aandelen, obligaties en onroerend goed (kapitaaldekkingsstelsel). Daarbij moeten ze letten op de risico’s. Het beleggen in aandelen heeft meer risico’s dan het beleggen in obligaties. Ook dit is weer een voorbeeld van ruilen over de tijd!
Aandelen
Aandelen zijn eigendomsbewijzen in een onderneming. De aandelen worden verhandeld op de effectenbeurs. Een aandeel kan stijgen of dalen in waarde afhankelijk van de winstverwachtingen van de onderneming en de ontwikkeling van de rente. Winstuitkeringen en koersveranderingen bepalen het rendement van een aandeel. Het rendement op een aandeel kan berekend worden door de opbrengst in een bepaalde periode uit te drukken in een percentage van het ingelegde bedrag (koopsom van het aandeel). Het risico bij aandelen bestaat hierin dat het rendement (de opbrengst) onzeker is en dat bij faillissement de hele waarde van het aandeel of een groot deel daarvan teniet gaat.
Obligaties
Obligaties zijn schuldbekentenissen van bedrijven en/of overheid met een vaste rente en een vaste looptijd. De belegger krijgt elk jaar een vaste rente en op het einde van de looptijd krijgt zij het ingelegde geld terug. Een obligatie biedt meer zekerheid dan een aandeel maar het rendement op een obligatie is veelal lager. Ook de koers van een obligatie kan fluctueren. Als de rente daalt hebben bestaande obligaties daar geen last van (is immers een vast rentepercentage) maar nieuwe obligaties wel. Dat betekent dat bestaande obligaties aantrekkelijker worden en de beurskoers van die obligaties zal stijgen.
Waardevast en welvaartsvast
Als de pensioenen elk jaar evenveel stijgen als de inflatiepercentage dan is de uitkering waardevast. Als de pensioenen elk jaar stijgen met de gemiddelde stijging van de cao-lonen spreken we van een welvaartsvast pensioen.
Intertemporele ruil
Van intertemporele ruil of ruilen over de tijd is ook sprake als we kijken naar de opbrengsten of kosten van generaties. Kinderen en jonge mensen zijn voordat ze gaan werken netto ontvangers van overdrachten. Werkende mensen zijn netto betalers van overdrachten (via belastingen en premies) en 65-plussers zijn weer netto ontvangers van overdrachten. Aan het einde van de levensloop is de ontvangen hulp ongeveer gelijk aan de verstrekte hulp.
Er is hierbij sprake van solidariteit tussen generaties en dit is in wetten vastgelegd. We spreken in dat verband van de verzorgingsstaat. De verzorgingsstaat is een samenleving waarin de overheid zorgt voor de sociale zekerheid.
Naast overdrachten van inkomen vinden er ook overdrachten van vermogen plaats. Ouderen hebben vaak een bepaald vermogen opgebouwd dat bij overlijden overgaat naar een jongere generatie. Datzelfde zien wij bij de stand van de wetenschap. Iedere nieuwe generatie kan weer voortbouwen op de kennis die in het verleden is vergaard.
Duurzaamheid
Maar niet alleen positieve dingen worden doorgegeven aan toekomstige generaties. De nieuwe generatie wordt ook opgezadeld met milieuproblemen zoals ontbossing, erosie, het uitsterven van planten- en diersoorten en de mogelijke klimaatverandering en uitputting van grondstoffen. Vandaar dan ook de oproep tot duurzame productie. Duurzame productie is productie waarbij de welvaartskansen van toekomstige generaties niet wordt geschaad.
De vergrijzing
De overdrachten die de mensen van de overheid gedurende hun leven ontvangen zijn ongeveer gelijk aan de totale overdrachten aan de overheid. Dat is geen probleem zolang er geen sterke schommelingen ontstaan in het geboortecijfer, het sterftecijfer of de levensverwachting. Is dat wel het geval – zoals de babyboom in de jaren na de 2e wereldoorlog – dan kan dat wel problemen opleveren. Nu de babybomers op pensioen gaan, zijn de betaalde AOW-premies onvoldoende om iedereen een AOW-uitkering te garanderen. Voor een deel worden de AOW-uitkeringen betaald met belastinggelden, die natuurlijk ook weer opgebracht moeten worden door de werkende generatie.
begrippen:Algemeen
Titel: dagen van gras
Auteur: dagen van gras
Uitgever: Lijsters
Eerste uitgave: 2009
Het boek is een roman.
Uitleg van de titel:
Ik vind de titel van het boek niet helemaal bij het boek passen maar als je erover na gaat denken snap je de titel van het boek wel. Het boek gaat over de tijd die Ben mee maakt en door brengt in de klinieken. Hoeveel dagen hij daar wel niet zit, hij heeft daar zeeën van tijd. Hij was voor dat die in de klinieken zat vaak in de boomhut en in de natuur ik denk dat daar vandaan het gras komt. De dagen van gras, de dagen die hij doorbracht in zijn boomhut samen met zijn beste vriend Tom. Maar misschien wil de schrijven ook wel iets zeggen over dagen die hij rond brengt, opgesloten en alleen, in zijn klinieken.
Personages
Ben:
In het begin lijkt Ben een hele normale jongen met een beetje een rare jeugd maar verder lijkt alles normaal. Hij is rustig en heeft maar 1 beste vriend. Dat is Tom. Tom is zijn allerbeste vriend waar hij alles mee doet. Ze zitten vaak samen in de boomhut waar ze dan muziek luisteren en blowen. Een citaat uit het begin van het boek:
Ik heet Ben. Ik ben geboren op een dinsdagmorgen in het Sophia Ziekenhuis in Zwolle, deze zomer achttien jaar geleden. Ik woog zeven pond en was achtenveertig centimeter lang. Het Sophia Ziekenhuis bestaat nu niet meer: het is afgebroken. Net als mijn lagere school, die is ook gesloopt. En van mijn eerste middelbare school hebben ze een appartementencomplex gemaakt: alleen de gevel is blijven staan. Als ik mensen zou willen wijzen waar ik naar school ben geweest, heb ik foto’s nodig. Maar die heb ik niet. Die heeft niemand. Ik bedoel: van je beste vrienden uit je schooltijd een foto bewaren, dat begrijp ik wel. Maar wie heeft er foto’s van de school zelf. Ik kwam niet alleen uit de buik van mijn moeder, die dinsdagmorgen. Ik had een tweelingbroer die David heette. Maar David overleed drie dagen na zijn geboorte. Hij is nooit het ziekenhuis uit geweest. Van Davids leven bestaat geen enkel gebouw meer. Geen enkele foto.
Je leest daar dat die een beetje rare jeugd heeft gehad maar dat verder alles redelijk normaal aan hem is. Maar dat veranderd later in het boek. Hij komt in een psychose terecht waardoor het helemaal verkeerd gaat. Na een bad trip hoort hij soms stemmen en ziet hij dingen die hij niet hoort te zien. Hij moet hierdoor ook naar een kliniek. Maar dat wil hij helemaal niet en hij begrijpt er niks van. In het boek wordt hij vaak beschreven als een beetje een klungelige jongen met maar 1 vriend.
Tom:
Tom is de beste vriend van Ben maar is heel anders. Hij lijkt vaak voor Ben een voorbeeld omdat hij alles wel slim aanpakt en nooit echt in de problemen komt. Hij is ook rustig zoals Ben maar heeft wel slimme en leuke plannen. De plannen zoals naar Amsterdam gaan om Paddo’s te kopen komen ook altijd van hem. Maar als Tom in het boek overlijd dan stort de wereld van Ben eigenlijk nog verder in. Hij komt er zelf achter maar zijn moeder doet er heel geheimzinnig over. Soms lijkt het in het boek alsof Tom verzonnen is en alsof hij helemaal geen vriend heeft maar alleen een verzonnen vriend. Dat lijkt bijvoorbeeld in het stukje over als hij erachter komt dat Tom dood is. Zijn moeder doet er heel vaag over alsof ze hem niet begrijpt.
Sommige mensen denken dat zijn moeder het over de dood van zijn vader heeft want die is ook overleden maar dat had ze hem al eerder proberen te vertellen maar dat was niet helemaal aangekomen. Tom heeft een witte huid en veel sproeten en rood haar. Hij was dun en had weinig spieren.
Anna:
Anna is een meisje die ook in de kliniek in Den Dolder zit en ze krijg een hele goede band met Ben. Maar later is ze ineens verdwenen wat Ben echt niet leuk vind. Ben is verliefd op Anna en hij droomt zelfs een keer dat ze samen op haar kamer zijn. Dat zij graag wilt dat hij haar aanraakt en dan gebeuren er meerdere dingen. Maar dan wordt hij wakker en blijkt het allemaal maar een droom te zijn.
Decor
Tijd:
Het speelt zich af in nu, je ziet dat aan de moderne apparatuur waar ze het over hebben en de techniek van de kliniek. Vroeger had je niet eens klinieken maar nu kan hij zo overstappen van de ene kliniek naar de andere kliniek. Ook is het tegenwoordige tijd.
Plaatsen:
Het verhaal speelt zich in het beging af in hun eigen huis en soms bij Ben op school. Ook zit hij soms in de boomhut met Tom. Het speelt zich verder nog af in zijn klinieken en even in de stad Amsterdam. Er komen veel verschillende plaatsen in voor omdat hij vaak van huis veranderd.
verhaal
samenvatting:
De hoofdpersoon is Ben. In de proloog vertelt Ben over waar hij nu leeft. Vanaf het eerste hoofdstuk vertelt hij over zijn hele jeugd en hoe hij terecht is gekomen in de adolescentenkliniek en hoe hij uiteindelijk beter is geworden.
Ben woont zijn hele leven al op het landgoed Weldra met zijn ouders. Zijn opa en oma wonen in een huis iets verder op. Ben heeft een goede band met zijn vader, die hem de passie voor muziek heeft overgedragen. Zijn ouders gaan echter scheiden dus Ben ziet hem bijna nooit meer. Ook met zijn opa heeft Ben een goede band, hij is altijd een soort voorbeeld voor hem geweest, iemand naar wie hij tegen op keek. Hij heeft hem ook leren schaken, dit is een onderwerp die vaak voor komt in het boek. Met zijn moeder heeft hij een wat minder goede band. Zijn moeder is vaak depressief.
Toen Ben negen jaar was, kwam er een nieuwe familie op het landgoed wonen, met een jongen die Tom heette, zij worden in korte tijd beste vrienden. Ze delen alles met elkaar, waaronder de passie voor muziek luisteren en spelen. Hun droom is om samen een band op te richten en beroemd te worden. Hun favoriete plek om muziek te luisteren is de boomhut die Ben’s vader voor hem heeft gemaakt. Naarmate de jongens ouder worden gaan ze experimenteren met allerlei dingen. Tom is gewaagder dan Ben, dus alle ideeën over jointjes, paddo’s en de rest komen van hem. Meestal gaat het goed maar als Ben en Tom op een dag in de boomhut een jointje roken en in slaap vallen, ontstaat er brand in de boomhut. Ben wordt net op tijd wakker en kan uit de boomhut springen, hij breekt alleen zijn arm en raakt bewusteloos. Hij wordt pas wakker als hij in het ziekenhuis is. Daarna wordt hij naar een jeugdkliniek, de Thorbeckehof, gestuurd omdat hij door al dat drugsgebruik een psychose (een psychische aandoening waarbij de patiënt het normale contact met de werkelijkheid kwijt is) heeft gehad. Het gaat hier niet zo goed met hem. Hij schrijft brieven voor zijn vader en Tom. Hij krijgt echter geen antwoord. Na een tijdje heeft hij een droom over de boomhutbrand. Hij droomt dat Tom niet op tijd wakker werd en daarom dood is gegaan. Als zijn moeder hem komt bezoeken vraagt hij of dat waar is, zij zegt ja. Maar het is niet duidelijk of zij het over Tom heeft of over zijn vader, want die blijkt ook dood te zijn.
Als het iets beter met Ben gaat wordt hij overgeplaatst in een adolescentenkliniek, Den Dolder in Zwolle. Hier ontmoet hij Anna, met wie hij een goede band krijgt. Ben zegt aan het begin van het boek dat Anna de reden is waarom het nu weer zo goed met hem gaat. Als Anna wordt ontslagen uit de kliniek, zonder afscheid te nemen, gaat het ineens heel goed met Ben. Hij heeft veel meer motivatie om beter te worden en uit de kliniek te komen. Het gaat zo goed met hem dat hij weer wordt overgeplaatst naar een steunwoning voor adolescenten (De Dwars) in Amsterdam. Voordat hij naar De Dwars vertrekt, geeft zijn moeder hem een brief die zijn vader vlak voor zijn overlijden had geschreven. Hierin vertelt hij Ben voor het eerst dat hij een ernstige ziekte had en dat hij spoedig zal overlijden.
het einde
Het einde is gesloten, je hebt nog wel vragen maar die worden niet meer beantwoord.
vertelwijze
De vertelwijze is de ik-vorm maar op sommige momenten is het de jij-vorm want dan verteld Ben over iets wat hij moeilijk vind. Hij verteld dan vaak over de Thorbeckehof of over zijn school. Je ziet dat hij het er moeilijk mee heeft en daarom verteld hij denk ik in de jij-vorm. Het is de ik-vorm omdat het vanuit Ben wordt verteld.
Tijd
Het verhaal is chronologisch verteld want alleen in het begint is er een flash-back. In het begin verteld hij over de vriendschap van hem en Tom en hoe dat ontstaan is. Dan over zijn ouders en nog vaak over Tom. Je leest dan ook over dat die blijft zitten en dat die het jaar dus over moet doen. Daarna komt die terecht in een bad trip en moet hij later naar de kliniek. Dat gebeurd allemaal chronologische volgorde met af en toe dingen uitgebreid verteld en sommige dingen worden heel snel besproken.
First give the title and author of your novel, then proceed with answering the questions. Remember, this is to help you prepare for your oral exam next year, so make sure your answers are as complete as possible.
Life of Pi
By Yann Marte
1. Write a summary of the plot . ( about 200-300 words)
Life of Pi has three parts. The first one is where the protagonist, being an adult now, looks back upon his childhood. How he got named after a swimming pool, being named Piscine Molitor Patel. How he dramatically changed his name to Pi when he started to attend secondary school. How he was born as a Hindu, but as a fourteen-year-old, came into contact with Christianity and Islam and started to follow three religions. How his dad had a zoo, how he knew everything about it and how, due to economical issues, his dad sold the zoo and all the animals and his family went with a boat to Canada to live there.In the second part, it all goes wrong. The boat sinks and Pi ends up with a tiger, a hyena, a zebra and an orang-utan in a small lifeboat. All the other people and animals are immediately drown. The tiger eats the hyena, who eats the zebra and orang-utan, so there are soon only two left. Food and water supplies are low. Pi starts fishing to get food for him and the tiger, as he doesn’t want him to die, for he would be all alone on the ocean. Pi makes sure, with all his zoo-keeper’s-son knowledge, that the tiger believes Pi is the alpha and therefore doesn’t attack the boy. 227 pass and Pi manages to stay alive, sometimes half in delusion, mostly with thirst and hunger, but after 227 days the lifeboat reaches the coast of Mexico. The third part is mainly a conversation between two people from the maritime department. Since they want to know what might have gone wrong with the ship and Pi is the only survivor, he is asked to tell the story. He does, but the two people don’t believe him. He tells another story, where the orang-utan was his mother, the hyena was a cowardly cook, who actually ate his mother and a boat mate, who represented the zebra. The tiger being Pi himself. All the things that happened to the animals happened now to the humans and everything was logical, which was obviously not in the other story. Pi ask the two people which one of the two stories, since they shouldn’t care which one is true, which of the stories they prefer, which is the better story. The people say it’s the story with the animals. Pi thanks them and say this also goes for God.
2. Explain the title, use quotes from the novel. ( 100-300 words)
The book is about the life of Pi.
3. Discuss the themes of your novel. Make use of quotes and examples. ( about 200-400 words)
Don’t know what to do with this question.
4. What is the setting of the story? When and where does it take place. How do you know? Use examples from the text and again, use quotes to prove your point. Can you say something about the social/cultural setting? (200-400 words)
The story first takes place in Pondicherry, India. Piscine’s father is the owner of the Pondicherry Zoo and there are also little parts that take place within the zoo.
The family leaves India on June 21st, 1977 and this is when they go aboard a Japanese cargo ship named Tsintsum. The rest of the story takes place on the Pacific Ocean where Pi lives in a boat. This lasts 227 days. The last part of the story takes place in Tomatlán, Mexico.
5. Is the story told with flashbacks or flash forwards, or is the story chronological throughout? Use examples to indicate the style. ( 100-200 words)
The story is chronological told.
6. Describe the main characters. How do they develop in the story; why do they say/do what they say/do, what is the relevance of their actions to the story? Again try to use quotes from the text. (300-500 words)
Piscine Molitor Patel:
This boy is the main character in the book. He is known to everyone as Pi, which is the name he gave himself at a new school after being sick of everyone calling him nasty names. He gets his unusual name from the French word for pool—and, more specifically, from a pool in Paris in which a close family friend, Francis Adirubasamy, loved to swim. You get a view of his childhood in which he took up swimming and learnt to love it. When he becomes a teenager he talks about the different religions that he was interested in, which seems weird to others surrounding them as everyone usually just has one religion that they follow. You see that he has a very strong character and likes to learn new stuff and deepens himself in the history of certain things.He doesn’t mention many friends in the story, which makes the reader believe he’s more of a loner and very independent. He’s a true individual and has an extremely strong soul, which is learnt as he makes his 227-day journey on the Pacific Ocean.
Richard Parker:
This is quite an odd character in the book as it is a Royal Bengai tiger. I mentioned this tiger only because I do believe it plays quite an important role in the story. He got his name from the person who captured him, and after a mistake with switching the names of the catcher and the tiger, who was originally named Thirsty.The tiger is worth mentioning as he is present the full 227 days that Pi makes his journey. Survival is hard for both of them and Richard Parker develops from an aggressive 450-pound tiger, to a weak and skinny animal.
Richard Parker came from the Pondicherry Zoo and was being transported to Canada, but sought shelter in the lifeboat when the ship began to sink.
He surprisingly doesn’t attack Pi, but simply accepts the boy. Part of this reason is possibly that Pi is the one who feeds him and cleans up after him on the lifeboat.
7. From whose perspective is the story told? How do you know and why did the writer choose this point of view? Support your ideas with examples from the text. (100-300 words)
The main part of the story is seen from Pi’s point of view in first person. You get a look at his desperation, his hope for rescue and his giving up on everything.However, in the first and last chapter of the book, it is the author himself who has the word and explains how he got to hearing the story about Pi.
9. What symbols/metaphors does the writer use in his novel? Please explain them by using quotes/examples from the book.
He doesn’t use any symbols or metaphors in this book.
10. Give your own opinion of the book. (200-300 words)
I have to admit that this book was definetely a page-turner. When I first started reading, it was not as interesting as I had hoped since the author went into a lot of details from Pi’s childhood. However, after you see how Pi’s character is defined and when his journey begins, it becomes hard to put down the book. The struggle for Pi’s survival was very touching to me and the fact that he manages to survive the entire journey is breathtaking, looking at the little tools he had available. What also interested me was Richard Parker, the tiger, whom Pi shared the lifeboat with. There was some sort of bond between them that is very uncommon for a human and a hungry tiger. In a way the tiger kept Pi alert and gave him some sense of companion which helped him in the journey. The way the author wrote, by journal entry, was very interesting and gave a playful look to the way the book was divided. It was a diary-like written book. I definetely recommend this book, as I was very much pulled in by this story and I guarrentee the next reader will be too.
Geschiedenis van de Aarde
De geschiedenis van de Aarde schetst het ontstaan en de ontwikkeling van de planeet waarop de mensheid leeft. Volgens gangbare wetenschappelijke inzichten is de Aardeongeveer 4,56 miljard jaar (4,56·109 jaar = 4.560.000.000 jaar = 4,56 Ga) geleden gevormd door accretie van materiaal uit de Zonnenevel.[1] De ouderdom van de Aarde is vastgesteld door radiometrische datering van de oudste gesteenten en meteorieten (de andere planeten uit ons Zonnestelsel zijn ongeveer tezelfdertijd ontstaan). Ter vergelijking: het heelal ontstond waarschijnlijk met de oerknal, naar schatting 13,7 Ga geleden[2] en daarmee is het ongeveer drie keer zo oud als de Aarde.
Dit artikel geeft een samenvatting van wetenschappelijke theorieën over en inzichten in de geschiedenis van het systeem Aarde, dat bestaat uit de atmosfeer, de hydrosfeer, debiosfeer en de vaste Aarde. Deze inzichten zijn ontstaan door ontdekkingen in zeer uiteenlopende vakgebieden, zoals geochemie, geologie, evolutiebiologie, paleomagnetisme,ecologie, seismologie of astronomie. Nog steeds bestaan met name over de vroegste geschiedenis van de Aarde een hoop onduidelijkheden, waarover de wetenschappelijke inzichten nog verschillen.
De enorme ouderdom van de Aarde wordt wel eens aanschouwelijk gemaakt door de geschiedenis van de Aarde te vergelijken met het verloop van een dag, waarbij elke seconde 53.000 jaar voorstelt. Hierbij ziet men duidelijk dat het leven verreweg de langste tijd bestond uit eencelligen en meercelligen een vrij recente vernieuwing zijn in de evolutie van het leven.
De geschiedenis van de Aarde bestrijkt een enorme hoeveelheid tijd. Om dit te visualiseren wordt deze 4,6 miljard jaar wel eens geprojecteerd op een 24-urige zogenaamde geologische klok. Op een dergelijke klok wordt de vorming van de Aarde geklokt op middernacht. Het eerste leven ontstaat rond 3:15. Pas om 12 uur 's middags wordt de atmosfeer zuurstofrijk, en om 4 uur 's middags verschijnen de eerste primitieve zeedieren. De Cambrische explosie vindt plaats om kwart over negen 's avonds en om tien uur (tijdens het Devoon) verovert het leven het land. Nadat de dinosauriërs om 23:40 uitsterven verschijnen de eerste mensen pas 20 seconden voor middernacht.
Inhoud [verbergen]
- 1 Hadeïcum en archeïcum
- 2 Proterozoïcum
- 3 Paleozoïcum
- 4 Mesozoïcum
- 5 Cenozoïcum
- 6 Zie ook
- 7 Bronnen en verwijzingen
Hadeïcum en archeïcum[bewerken]Het eerste eon van de geschiedenis van de Aarde wordt het archeïcum (Engels: Archean) genoemd. Het duurde tot 2,5 miljard jaar geleden. De oudste op Aarde gevondengesteenten zijn ongeveer 4,0 miljard jaar oud.[3] De tijd tussen de vorming van deze gesteenten en de vorming van de Aarde wordt soms als een apart eon gezien, dat hadeïcum of Hadean wordt genoemd. Omdat geen gesteente uit deze tijd bewaard is gebleven is er weinig over bekend, behalve dat de Aarde bloot moet hebben gestaan aan een bombardement van meteorieten. De grote warmtestroom moet bovendien voor hevig vulkanisme hebben gezorgd. Er zijn wel sporadische zirkoonkristallen gevonden die ouder zijn dan 4,0 miljard jaar. Uit onderzoek van deze kristallen blijkt dat er wel al sinds 4,3 miljard jaar vloeibaar water in de vorm van zeeën aanwezig moet zijn geweest. Rond 4,0 miljard jaar geleden hield het meteorietenbombardement op en was het ook koeler geworden. Vanwege de samenstelling van de Archeïsche atmosfeer was de Aarde echter nog steeds een planeet waarop hedendaags leven niet mogelijk zou zijn.
Impressie van de protoplanetaire schijf waaruit het Zonnestelsel ontstond.
Ontstaan van de Zon en de planeten[bewerken] Zie voor meer informatie het artikel over de hypothese van de zonnenevel.Het zonnestelsel ontstond waarschijnlijk uit een interstellaire roterende moleculaire wolk, de zonnenevel, die voornamelijk bestond uit waterstof, helium en zwaardere elementen.[4] De Zonnenevel begon ongeveer 4,6 Gageleden onder zijn eigen gewicht samen te trekken of doordat een nabije ster als supernova explodeerde waarvan deschokgolf de Zonnenevel trof. Deze contractie zorgde samen met de steeds snellere rotatie van de Zonnenevel dat het geheel afplatte tot een protoplanetaire schijf.
De meeste massa concentreerde zich in het midden van de schijf en warmde op door de wrijving van de samentrekkende massa, totdat kernfusie (van waterstof naar helium) mogelijk werd. Zo werd een T Tauri-stergeboren: de Zon. In de rest van de gas- en stofwolk zorgde de zwaartekracht voor het samenballen van materie rond stofdeeltjes, waardoor de wolk in ringen uit elkaar viel. Bij botsingen tussen deeltjesmaterie werden steeds grotere fragmenten gevormd, een proces dat accretie genoemd wordt. Dit leidde tot de vorming van zogenaamdeplanetesimalen of protoplaneten van meerdere tientallen kilometers in diameter.
Uit computersimulaties blijkt dat uit een protoplanetaire schijf planeten kunnen ontstaan die vergelijkbare afstanden tot de Zon hebben als de terrestrische planeten.[5]
Ontstaan van de kern en eerste atmosfeer van de Aarde[bewerken] Voor meer informatie over het ontstaan van een planeetkern zie het artikel planetaire differentiatie.Door accretie groeide de proto-Aarde, tot de temperatuur in het binnenste zo hoog was dat partieel smelten van de zware siderofiele metalen plaatsvond. Door hun grotere dichtheid zonken de gesmolten metalen naar het massamiddelpunt, waardoor al na 10 Ma een scheiding tussen de primitieve mantel en de (metallische) aardkern ontstond.
De Aarde was bij de accretie gehuld in een wolk van gasvormig silica (SiO2) en na de afkoeling zal deze silica op het oppervlak zijn gecondenseerd tot vast gesteente. Wat overbleef was waarschijnlijk een vroege atmosfeer van waterstof en helium.
De grote inslag[bewerken] Zie grote inslaghypothese voor het hoofdartikel over dit onderwerp.Een bijzonder kenmerk van de Aarde is dat ze een grote natuurlijke satelliet heeft, de Maan. Tijdens de Apollo-vluchten in de 20e eeuw is materiaal van de Maan teruggebracht dat direct bestudeerd kan worden. Door radiometrische datering van dit materiaal is nu bekend dat de Maan 4527 ± 10 Ma oud moet zijn,[6] ongeveer 30 tot 55 Ma jonger dan de rest van het Zonnestelsel.[7] Een andere bijzonderheid aan de Maan is dat ze een te lage dichtheid heeft om een grote kern van zware metalen te bezitten. De Maan verschilt daarmee van de andere terrestrische hemellichamen en heeft een vergelijkbare samenstelling als de mantel en korst van de Aarde samen, zonder de aardkern.
Dit kan allemaal verklaard worden met een grote inslag waarbij een planetesimaal ter grootte van de planeet Mars (het hypothetische object wordt wel Theia of Orpheus genoemd) op de proto-Aarde insloeg, waarna de Maan ontstond door accretie van het weggeslagen materiaal.[8] Modellen die uitgaan van een kleine inslaghoek met de aardas voorspellen dat het materiaal dat de ruimte ingeslingerd werd en waaruit de Maan ontstond, afkomstig was van de mantel van het inslaande object en de mantel van de proto-Aarde, terwijl de metallische kern van het inslaande object door de aardmantel heen zonk en zich met de aardkern samenvoegde.[9] De inslaghypothese verklaart daarmee waarom de Maan een vergelijkbare samenstelling heeft als de korst en mantel van de Aarde samen en relatief weinig siderofiele elementen als ijzer of nikkel bevat.[10] Deze elementen waren al voor de inslag in de aardkern gaan zitten, waardoor hiervan geen materiaal de ruimte ingeslingerd werd.
Samengevat is de meest aanvaarde opsomming van gebeurtenissen dat de Aarde al minstens 10 Ma bestond, waardoor een duidelijke differentiatie tussen kern en mantel was ontstaan, toen door een botsing met een andere proto-planeet materiaal uit de primitieve mantel de ruimte in geslingerd werd, waaruit de Maan ontstond. Men neemt aan dat de hoek van de Aardas met het baanvlak van de Aarde (23,5°, wat de seizoenen veroorzaakt) ook een gevolg van de inslag is.
De inslag had een aantal belangrijke gevolgen voor de jonge Aarde. Ten eerste kwam bij de inslag een gigantische hoeveelheid energie vrij, waardoor zowel Aarde als Maan volledig gesmolten raakten. De aardmantel bestond uit een zeer snel convecterende magma-oceaan. Ten tweede moet de Aarde, als ze voor de inslag al een atmosfeer had, deze compleet zijn kwijtgeraakt.[11]
Ontstaan van de atmosfeer en de oceanen[bewerken] Zie ook het artikel Oorsprong van water op Aarde.Omdat de Aarde geen atmosfeer meer had, ging het afkoelen snel. Aan de buitenkant moet binnen 150 Ma een eerste korst zijn gevormd, die de samenstelling van basalt moet hebben gehad. De tegenwoordige felsische continentale korst bestond nog niet. Binnenin de Aarde kon pas nadat de snel convecterende magma-oceaan tenminste gedeeltelijk gestold was verdere differentiatie plaatsvinden. De mantel moet in het Vroeg-Archeïcum veel heter zijn geweest dan tegenwoordig, men schat 1600 °C rond 3 Ga, zodat ook toen nog een groot gedeelte gesmolten was.
Nadat de Aarde verder afkoelde ontstond er opnieuw een atmosfeer, dit keer uit gassen afkomstig van vulkanisme en ontgassing van de mantel. De enorme hoeveelheid water op Aarde is een probleem: zoveel water kan namelijk niet alleen afkomstig zijn van dit vulkanisme en ontgassing. Men neemt daarom aan dat het voornamelijk afkomstig is vanijsmeteorieten en kometen die in het Hadeïcum op Aarde insloegen.[12] Hoewel de meeste kometen zich tegenwoordig in banen ver buiten de baan van Neptunus bevinden, laten computersimulaties zien dat kometen in het begin juist vooral in de binnenste regionen van het zonnestelsel voorkwamen. Waarschijnlijk is het meeste water op Aarde echter afkomstig van grotendeels uit ijs bestaande planetesimalen uit de buitenste delen van het Zonnestelsel.[13] Inslagen van dergelijke objecten op de terrestrische planeten (Mercurius, Venus, de Aarde en Mars) zullen deze planeten hebben verrijkt met water, koolstofdioxide, methaan, ammonia, stikstof en andere gassen. Aangenomen dat al het water in de oceanen hiervan afkomstig is, waren ongeveer een miljoen inslaande kometen nodig om de Aarde zijn huidige hoeveelheid water te geven. Dat lijkt veel, maar het is een redelijk aannemelijk aantal.
Water moet al rond 4,3 Ga in grote hoeveelheden over het Aardoppervlak gestroomd hebben. Aan het einde van het Hadeïcum, 3,8 Ga geleden, was het oppervlak van de Aarde dus in ieder geval al bedekt met oceanen.
De nieuw ontstane atmosfeer bevatte methaan, ammonia, koolstofdioxide, stikstof en waterdamp. Zuurstof was totaal afwezig, waardoor het tegenwoordige leven in deze atmosfeer niet had kunnen overleven. Door de afwezigheid van een ozonlaag stond het oppervlak bovendien bloot aan intensieve ultraviolette straling.
Ontstaan van platentektoniek en continenten[bewerken] Zie voor meer informatie over de werking van platentektoniek het artikel platentektoniek.De convectiestroming in de mantel, die tegenwoordig het proces van platentektoniek aandrijft, is het gevolg van de warmtestroom uit het binnenste van de Aarde. Omdat de Aarde in het Hadeïcum veel heter was dan tegenwoordig, verliep deze convectie in die tijd sneller. Als destijds al platentektoniek plaatsvond (dat wil zeggen: tektonische platen ontstaan door oceanische spreiding op midoceanische ruggen en worden vernietigd door subductie bij subductiezones), zal ook dit proces veel sneller zijn gegaan dan tegenwoordig. Meestal wordt aangenomen dat er meer subductiezones waren waardoor de tektonische platen kleiner bleven.
Van de eerste korst die na het afkoelen van de Aarde ontstond, is geen spoor meer te vinden. Door een combinatie van de snelle convectiestromen in de mantel en een bombardement van meteorieten (tijdens een periode die het Late Heavy Bombardement wordt genoemd) werd alle korst die tijdens het Hadeïcum ontstond weer vernietigd. Men vermoedt dat de Hadeïsche korst basaltisch van samenstelling is geweest. Enige differentiatie met de mantel was wel mogelijk (zo zal er relatief minder van de elementenmagnesium en ijzer in de korst hebben gezeten), maar de eerste continenten (bestaande uit lichter materiaal dat granitisch is van samenstelling) zullen pas rond 500 Ma na de vorming van de Aarde ontstaan zijn. Deze eerste stukken continentale korst die in het Archeïcum ontstonden en groeiden worden kratons of schilden genoemd. Het ontstaan van de eerste continentale korst liet zo lang op zich wachten omdat er een verregaande differentiatie van magma voor moet plaatsvinden, waarvoor meerdere fases van opsmelten nodig zijn.
De oudste gesteenten op Aarde zijn gevonden op het Canadees Schild. Dit gesteente is rond de 3,9 Ga oud en van samenstelling tonaliet. Het laat sporen zien van metamorfosedoor hoge temperatuur, maar er worden ook sedimentair afgeronde korrels in gevonden, wat laat zien dat in die tijd rivieren en zeeën bestonden.[14]
De Kratons bestaan overwegend uit twee typen gesteente. Ten eerste zijn er zogenaamde greenstone belts, bestaande uit licht gemetamorfoseerde sedimentaire gesteenten. Deze greenstones lijken op de sedimenten die tegenwoordig in oceanische troggen worden afgezet, boven subductiezones. Het voorkomen van greenstones wordt daarom soms als bewijs gezien dat er al platentektoniek plaatsvond in het Archeïcum. Het tweede type gesteente zijn complexen van felsische dieptegesteenten, vooral tonaliet, trondhjemiet engranodioriet (afgekort TTG). Deze TTG-complexen zouden overblijfselen van de eerste continentale korst kunnen zijn, die door differentiatie bij partieel smelten van basalt ontstonden. Archeïsche terreinen bestaan uit een afwisseling van TTG-complexen en greenstones. Hieraan denkt men te kunnen afleiden dat subductiezones veel meer voorkwamen in het Archeïcum, terwijl de TTG-complexen kleine proto-continenten vormden die met (ten opzichte van de tegenwoordige situatie) hoge snelheid over het Aardoppervlak bewogen.
Stromatolieten aan de oever van Lake Thetis in West-Australië. Stromatolieten kunnen worden gevormd door koloniën van eencelligen zoals cyanobacteria of chlorophyta. De eencelligen leven in koloniën (algenmatten) waar deeltjessediment in worden ingevangen. De gedrapeerde lagen sediment die op deze manier ontstaan worden stromatolieten genoemd. Van Archeïsche stromatolieten wordt aangenomen dat ze door cyanobacteria zijn gevormd, hoewel er weinig daadwerkelijke microfossielen in deze gesteenten zijn gevonden. Het is mogelijk dat de oceanen in het Archeïcum en het Proterozoïcum vol lagen met dit soort algenmatten. Een mogelijke reden waarom de bacteriën in dit soort koloniën leefden was dat de organismen in het middelste gedeelte van de kolonie zo beschermd waren tegen uv-straling, die in die tijd nog tot het Aardoppervlak doordrong.
Ontstaan van het leven[bewerken] Zie voor meer informatie de artikelen over de oorsprong van het leven en abiogenese.Het is niet duidelijk hoe of waar het eerste leven ontstaan is. Men neemt aan dat het eerste leven ergens tussen 4,0 en 3,6 Ga op Aarde verscheen. Een kleine groep wetenschappers denkt dat het eerste leven op Aarde van buiten kwam, bijvoorbeeld met inslaande meteoren (exogenese). Een vergaand voorbeeld hiervan is de hypothese vanpanspermie.[15] De meeste geleerden denken echter dat het leven op Aarde is ontstaan. De manier waarop het is ontstaan is in beide gevallen hetzelfde. De oudste duidelijke sporen van leven zijn stromatolieten in gesteenten op hetAustralische Pilbara-kraton. Deze zijn rond de 3,5 Ga oud. Hoewel vaak is geclaimd dat bewijs is gevonden voor leven ouder dan 3,5 Ga,[16] wordt dit bewijs niet algemeen geaccepteerd.
Levende wezens bestaan voornamelijk uit water en eiwitten, scheikundige ketens van aminozuren. Om zichzelf te kunnen voortplanten/vermenigvuldigen gebruikt leven DNA-moleculen en RNA-moleculen. Al deze organische moleculen komen in de natuur voor, en ook op andere plekken in het zonnestelsel zijn ze aangetroffen. Men neemt aan dat uit deze aminozuren op de een of andere manier een molecuul moet zijn ontstaan dat zichzelf kon reproduceren. De reproductie verliep niet altijd foutloos: soms werden kopieën gemaakt die zich niet meer konden reproduceren, waarmee een eind kwam aan de keten. Een andere keer bevatten de kopieën juist verbeteringen op het origineel, waardoor ze zich makkelijker konden handhaven. Deze zogenaamde chemische evolutie zou de voorloper zijn van de Darwinistische evolutie die tegenwoordig opgaat.[17]
Hoe een zelfreproducerend molecuul ontstond, is een raadsel, hoewel er verschillende hypothesen zijn opgesteld. Een idee is dat de energie van vulkanisme, onweer en ultraviolette straling op geïsoleerde plekken reacties aandreef van simpele organische moleculen (zoals methaan) tot ingewikkeldere moleculen, waaronder veel belangrijke moleculen die in leven voorkomen.[18] Onder de aanwezige moleculen kwamen ook katalysatoren voor, stoffen die reacties versnellen zonder zelf mee te reageren. De concentratie van de ingewikkeldere moleculen in deze "oersoep" werd steeds groter totdat een molecuul ontstond met de vreemde eigenschap dat het zichzelf kon dupliceren, omdat het tegelijkertijd een katalysator was voor de reactie waarbij het zelf ontstond.
In al het tegenwoordige leven wordt de eigenschap zichzelf te reproduceren vervuld door het molecuul DNA. DNA-moleculen vervullen echter alleen de functie van opslagplaats voor erfelijke informatie. Om het leven in stand te houden is energie nodig, deze wordt geleverd door de enzymatische activiteit van eiwitten. Het moderne leven heeft dus zowel eiwitten als DNA in één nodig. Dit probleem wordt opgelost door de hypothese van een RNA-wereld, die stelt dat er een tijd was waarin het leven bestond uit RNA-moleculen.[19]RNA is een molecuul dat, hoewel minder stabiel dan DNA, zowel enzymatische activiteit heeft als erfelijke informatie kan doorgeven. Ook andere moleculen zijn aangewezen als kandidaten voor een zelfreproducerende molecuul die aan het leven vooraf ging. Op een zeker moment moet het stabielere DNA de rol van informatiedrager hebben overgenomen.
De eerste levensvormen waren waarschijnlijk primitieve prokaryotische eencelligen. Prokaryoten zijn cellen zonder organellen zoals een celkern of mitochondriën. Het DNA ligt bij zulke organismen vrij in de cel, in plaats van in de celkern. Voorbeelden van tegenwoordige prokaryoten zijn bacteriën.
Proterozoïcum[bewerken]Het Proterozoïcum is het eon dat van 2,5 Ga (of 2500 Ma) tot 541 Ma duurde. In het Proterozoïcum groeiden de kratons uit tot de grootte van de hedendaagse continenten. Voor het eerst is zeker dat platentektoniek plaatsvond. Een andere belangrijke ontwikkeling was de vorming van een zuurstofrijke atmosfeer door fotosynthetische bacteriën: deblauwalgen. Het leven ontwikkelde zich van prokaryotische cellen tot eukaryoten en meercelligen. Tijdens het proterozoïcum was er een aantal keer een zware ijstijd, waarbij de Aarde helemaal of bijna helemaal bevroren was, dit noemt men snowball Earth. Daarna kwam de ontwikkeling van het leven in een stroomversnelling, de ediacarische faunaverscheen, die de opmaat zou zijn voor de cambrische explosie.
De geschatte hoeveelheid zuurstof in de atmosfeer en in de oceanen in de loop van de geschiedenis van de Aarde. De tijdvakken in de grafiek zijn: 1: 3,85-2,45 Ga (Archeïcum); 2: 2,45-1,85 Ga; 3: 1,85-0,85 Ga; 4: 0,85-0,54 Ga; 5: vanaf 0,54 Ga (fanerozoïcum).[20]
Een stuk van een banded iron formation afkomstig uit de 3,15 miljard jaar oude Moories Group van de Barberton Greenstone Belt, Zuid-Afrika. Rode lagen worden gevormd in tijden dat zuurstof aanwezig was, grijze lagen wanneer het niet aanwezig was.
De zuurstofcrisis[bewerken]De eerste organismen zullen heterotroof geweest zijn en hun bouwstoffen uit organische moleculen hebben gehaald.[21] Al in het Archeïcum (3,0 Ga) ontstonden er ook autotrofe organismen die door fotosynthese koolstofdioxide inzuurstof omzetten.[22] Het duurde echter tot 2,3 Ga voordat zuurstof in grote hoeveelheden in de atmosfeer terechtkwam. Daar waren twee redenen voor:
- Zuurstof kon zich tijdens het Archeïcum makkelijk binden door allerlei oxiden te vormen met metalen als ijzer(chemische verwering).[23]
- In het begin zal de vorming van zuurstof door fotosynthese minder snel zijn gegaan dan tegenwoordig het geval is.
Een andere aanwijzing zijn banded iron formations, een type gesteente dat is ontstaan door het neerslaan vanijzer(III)oxide (Fe2O3) in zeewater. IJzer komt in water opgelost voor als ijzer(II)oxide (FeO). Als zuurstof in het water aanwezig is reageert dit met opgelost ijzer, waardoor het ijzer uit het water verdwijnt. Tegenwoordig is genoeg zuurstof (opgelost) in het zeewater aanwezig om ijzer(II)-oxide instabiel te maken. Banded iron formations jonger dan 2,3 Gazijn dan ook zeldzaam, als ze voorkomen worden ze meestal verklaard door ongewone omstandigheden. Zuurstof opgelost in zeewater is in evenwicht met zuurstof in de atmosfeer. Daarom kan het op grote schaal voorkomen van banded iron formations ouder dan 2,3 Ga gezien worden als bewijs dat de atmosfeer in die tijd weinig zuurstof bevatte.[25]
Toen de beschikbare metalen waarmee zuurstof kon reageren rond 2,3 Ga op waren ging de omschakeling naar een zuurstofrijke atmosfeer opeens snel. Men noemt dit wel de zuurstofrevolutie of zuurstofcrisis.[26] De toegenomen hoeveelheid zuurstof had gevolgen voor het leven. De primitieve anaerobe organismen die voor fotosynthese zorgden waren namelijk niet gewend aan zuurstof, dit was giftig voor hen. Toen de hoeveelheid zuurstof boven een bepaald niveau kwam, stierven deze organismen massaal, wat de hoeveelheid fotosynthese verminderde, zodat de hoeveelheid zuurstof in de atmosfeer weer afnam. Deze "stop" op de hoeveelheid zuurstof bleef een tijdje bestaan, tot zich rond 1,7 Ga organismen ontwikkelden die wel tegen zuurstof konden. Daarna kon de hoeveelheid zuurstof verder toenemen.[27] Rond 1,5 Ga werd waarschijnlijk voor het eerst de tegenwoordige hoeveelheid zuurstof benaderd.
Gevolgen: Snowball Earth en het ontstaan van de ozonlaag[bewerken]Een belangrijk gevolg van grote hoeveelheden zuurstof in de atmosfeer was, dat een ozonlaag ontstond. Hierdoor werd het Aardoppervlak voortaan beschermd tegen uv-straling. Men neemt aan dat zonder ozonlaag de ontwikkeling van het leven erg beperkt zou zijn gebleven.[28] Een ander belangrijk gevolg van de zuurstofrevolutie was daarom dat het leven een nieuwe wending kon nemen en zich verder kon ontwikkelen naar steeds ingewikkeldere soorten.
In het Archeïcum ontving de Aarde minder warmte van de Zon, omdat de Zon zwakker was. Dit heeft te maken met de ontwikkeling van de Zon, waardoor de luminositeit van de Zon elke miljard jaar toenam met 6%.[29] Het effect werd op Aarde opgeheven omdat de atmosfeer in het Archeïcum veel meer methaan bevatte. Methaan is een sterk broeikasgas, zodat het broeikaseffect in die tijd sterker moet zijn geweest. Zuurstof kon echter met methaan reageren, waardoor de hoeveelheid methaan in de atmosfeer afnam na de zuurstofrevolutie. Gevolg was dat de Aarde afkoelde.
Inderdaad zijn bewijzen gevonden voor een sterke ijstijd rond 2,3 Ga (de Makganyene-ijstijd). Soms wordt aangenomen dat deze ijstijd (en misschien andere Proterozoïsche ijstijden) zo sterk was, dat de Aarde tot aan de evenaar bevroren was. Dit noemt men een snowball Earth. De ijstijd rond 2,3 Ga wordt meestal als een direct gevolg van de toegenomen hoeveelheid zuurstof in de atmosfeer gezien. Overigens wordt soms aangenomen dat er al eerder, tot in het late Archeïcum, ook ijstijden zijn geweest. Die oudere ijstijden zijn niet algemeen aanvaard wegens gebrek aan bewijs.
Acanthocystis turfacea, een eukaryotische protist. Het ontstaan van eukaryoten was een belangrijke stap in de ontwikkeling van het leven. Eukaryoten zijn ten opzichte van prokaryoten effectiever in staat om energie om te zetten en genetische informatie op te slaan.
Ontwikkeling van het leven tijdens het Proterozoïcum[bewerken]Een belangrijke stap in de ontwikkeling van het leven was het ontstaan van eukaryotische cellen. De oudste fossiele eukaryoten ontstonden ongeveer 2,0 Ga geleden, hoewel het niet is uitgesloten dat eukaryoten al eerder ontstonden. Een eukaryoot is een cel met meerdere organellen die elk een taak hebben. Daardoor kan een eukaryoot bijvoorbeeld veel effectiever energie omzetten dan een prokaryoot. In een eukaryotische cel kan ook meer genetisch materiaal worden opgeslagen, wat grotere mogelijkheden voor ontwikkeling biedt. Een nadeel is dat horizontale genoverdracht zoals die bijbacteria plaatsvindt, voor eukaryotische cellen vrijwel onmogelijk wordt. Eukaryotisch leven kan daardoor alleen viaDarwiniaanse evolutie evolueren. De voordelen wogen echter ruim op tegen de nadelen. Er ontstonden grotere organismen en al snel ontwikkelden zich de eerste meercelligen (rond 1,7 Ga). Er ontstonden nu ook voedselketens, waarin grotere organismen zich voedden met kleinere.
De tegenwoordig algemeen aanvaarde endosymbiontentheorie gaat ervan uit dat eukaryotische cellen zich ontwikkelden uit prokaryoten die in symbiose leefden, waarbij elke prokaryoot een eigen functie had. De ontwikkeling raakte op een moment in een stadium waarin de prokaryoten niet meer zonder elkaar konden. Deze prokaryoten zijn daarna verder ontwikkeld tot de organellen van een eukaryotische cel.
Het is niet duidelijk of het ontstaan van eukaryotische cellen verband had met de zuurstofcrises, maar wel dat eukaryoten enorm profiteerden van de grotere concentratie zuurstof. Doordat eukaryoten mitochondriën hebben kunnen ze meer energie uit zuurstof halen. Vreemd genoeg duurde het daarna nog een miljard jaar voordat de volgende belangrijke stap gezet werd.
Rodinia en andere supercontinenten[bewerken]Toen rond 1960 de theorie van de platentektoniek werd ontwikkeld, was het eenvoudig reconstructies te maken hoe de continenten vroeger ten opzichte van elkaar lagen. Dit ging op tot ongeveer 200 Ma geleden, rond die tijd bleken alle continenten aan elkaar te hebben gelegen (een zogenaamd supercontinent, dit wordt Pangea genoemd). Wat de posities voor 200 Ma waren kon niet met de huidige bewegingen worden berekend. Het berekenen van de oudere bewegingen van continenten gebeurt daarom met behulp vanpaleomagnetische data.[30]
De continenten blijken af en toe samen te komen tot een supercontinent, dan weer uit elkaar te bewegen. Deze zich herhalende cyclus wordt een Wilsoncyclus genoemd. Hoe verder terug in de tijd, hoe schaarser en moeilijker te interpreteren de data worden. Duidelijk is in ieder geval dat rond 830 Ma een supercontinent bestond, dat Rodinia wordt genoemd. Het is waarschijnlijk dat Rodinia niet het eerste supercontinent was, er wordt een aantal andere supercontinenten eerder in het Proterozoïcum verondersteld. Dat betekent dat platentektoniek gedurende het Proterozoïcum op min of meer dezelfde manier moet hebben plaatsgevonden als tegenwoordig.
Na het opbreken van Rodinia rond 750 Ma werd met de Pan-Afrikaanse orogenese rond 700 Ma waarschijnlijk opnieuw een supercontinent gevormd, dit wordt Pannotia genoemd. Het zou rond 540 Ma weer uit elkaar vallen. Belangrijk is in ieder geval dat van 800 tot 550 Ma het merendeel van de continentale massa bij elkaar lag.[31]
Laat-Proterozoïsche Sneeuwbalaarde en Ediacarische fauna[bewerken]
Fossiel van Dickinsonia costata, een Ediacarisch organisme waarvan niet bekend is tot welke groep het behoort.
Aan het einde van het Proterozoïcum is de Aarde vermoedelijk minstens twee keer door een wereldwijde ijstijd gegaan, eenSneeuwbalaarde. Dit gebeurde rond 710 Ma (de Sturtien-ijstijd) en 640 Ma (Marinoan-ijstijd).[32] De periode waarin het gebeurde wordt Cryogenium genoemd. In tegenstelling tot de ijstijd rond 2,3 Ga, die waarschijnlijk het gevolg was van de zuurstofcrisis, is de oorzaak hiervoor dit keer minder duidelijk. De meest aanvaarde theorie is dat de afkoeling van het klimaat te maken had met het ontstaan van het supercontinent Rodinia. Belangrijk was dat dit supercontinent zich in de tropenbevond, waar het klimaat warm en nat is vergeleken met hogere breedtegraden. Dit zorgde voor een ongekende toename in wereldwijde chemische verwering, waarbij koolstofdioxide uit de atmosfeer verdween. Aangezien koolstofdioxide een belangrijkbroeikasgas is werd het klimaat kouder.
Op dezelfde manier wordt aangenomen dat de Aarde weer ontdooide doordat in bevroren toestand op Aarde maar zeer weinig chemische verwering kon plaatsvinden. Tijdens de Sneeuwbalaarde nam de hoeveelheid koolstofdioxide in de atmosfeer langzaam toe, tot een zekere drempelwaarde was overschreden en de temperatuur weer zo hoog was, dat het ijs begon te smelten.
Een probleem is dat niet duidelijk is hoe leven in een geheel bevroren oceaan kon overleven. Vóór de genoemde twee ijstijden bestonden al diverse soorten eukaryotische organismen zoals roodalgen of bruinalgen, die ook tegenwoordig nog voorkomen. Als zulke organismen konden overleven moeten er open plekken in het ijs op de oceanen zijn geweest. Daarom worden tegenwoordig modellen gebruikt, waarin de Aarde niet compleet bevroren was, dit wordt "Natte Sneeuwbalaarde" of "Slushball Earth" genoemd.
Op het Cryogenium volgde het Ediacarium, een periode die werd gekenmerkt door een snelle ontwikkeling van het leven. Rond 575 Ma ontstonden een groot aantal nieuwe soorten en kwam de evolutie van het leven in een stroomversnelling terecht. Het verband tussen de ontdooiing van de Aarde en het ontstaan van vele nieuwe soorten is nog onduidelijk, maar toeval lijkt het niet. De nieuwe levensvormen (Ediacarische biota genoemd) waren veel diverser en complexer dan ooit, tegenwoordig wordt vrij algemeen aanvaard dat dit de voorouders van de Cambrische levensvormen zijn. Hoewel er over deze organismen nog veel onduidelijk is, lijken de rijken van de taxonomie allemaal al aanwezig in primitieve vormen: er zijn bijvoorbeeld Ediacarische fossielen die bij de dieren kunnen worden ingedeeld.[33] Belangrijke ontwikkelingen waren het ontstaan vanspiercellen en zenuwcellen. De overgang van Proterozoïcum naar Fanerozoïcum en Ediacarium naar Cambrium vond plaats toen er voor het eerst harde organen ontwikkeld werden.
Paleozoïcum[bewerken]Het Paleozoïcum, het tijdperk van het oude leven, was een tijd waarin moderne levensvormen ontstonden. Een belangrijke ontwikkeling was dat eerst planten en daarna dieren zich ook op het land begaven. De explosieve ontwikkeling van nieuwe soorten en periodes van massale uitsterving wisselden elkaar af. Tegenwoordig wordt steeds duidelijker dat zulke gebeurtenissen gevolg waren van veranderingen in leefomgeving of grote catastrofes zoals klimaatveranderingen, meteorietinslagen en grote vulkaanuitbarstingen.
De continenten die bij het opbreken van Pannotia waren ontstaan, zouden tijdens het Paleozoïcum weer langzaam naar elkaar toebewegen. Dit leidde tot twee grote fasen vangebergtevorming, de Caledonische en Hercynische orogeneses, waarbij uiteindelijk een nieuw supercontinent, Pangea, werd gevormd.
Een fossiel van de Cambrische trilobietEstaingia Bilobata, gevonden opKangaroo-eiland, Australië. Foto is ongeveer 7 cm lang. Trilobieten zijn een uitgestorven soort geleedpotigen uit hetPaleozoïcum. Vanaf het Cambrium is de ontwikkeling van het leven veel beter bekend dan ervoor, omdat er soorten met harde skeletten ontstonden.
Cambrische explosie[bewerken] Zie Cambrische explosie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.De snelle ontwikkeling van het leven bereikte in het Cambrium (541-485 Ma) haar hoogtepunt. Het ontstaan van grote hoeveelheden nieuwe soorten, stammen en vormen in deze periode wordt wel de Cambrische explosie genoemd. De snelheid van de evolutie is in deze periode groter dan ooit ervoor of erna.[34] De meeste stammen die tegenwoordig voorkomen waren er al aan het einde van het Cambrium. Er ontstonden levensvormen met harde organen zoals schaaldieren (bijvoorbeeld mollusken of zee-egels), zeelelies engeleedpotigen (bijvoorbeeld trilobieten). Omdat harde botten of schelpen veel beter bewaard blijven dan zacht weefsel, weten we van de ontwikkeling vanaf het Cambrium veel meer, dan van ervoor.[35] De overgang tussen Cambrium en Ordovicium (485-443 Ma) wordt gekenmerkt door een massa-extinctie, waarbij een groot aantal van de nieuwe levensvormen weer verdween.[36] Van sommige Cambrische soorten is nog weinig bekend. Voorbeelden van vreemde Cambrische dieren zijn Anomalocaris en Haikouichthys.
Ook waren in het Cambrium vissen ontstaan, de eerste gewervelden.[37] De waarschijnlijke voorouder van de vissen was Pikaia, het eerste dier met een primitieve soort notochord, een structuur die later tot een wervelkolom kan zijn geëvolueerd. In het Ordovicium ontstonden de eerste kaakvissen. Bij het ontstaan van nieuwe nichen in voedselketens komt er reuzengroei voor. Zo ontstonden in het vroege Paleozoïcum steeds grotere vissen, zoals de enorme placoderm Dunkleosteus, die 7 meter lang kon worden.
Het supercontinent Pangea, dat ontstond in het Late Paleozoïcum. De ligging van de kustlijnen van huidige continenten zijn aangegeven.
De Caledonische en Hercynische gebergtevormingen: naar een nieuw supercontinent[bewerken] Zie Caledonische orogenese, Hercynische orogenese en Pangea voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.Ondertussen was het supercontinent Pannotia aan het begin van het Cambrium opgebroken in de continenten Laurentia, Baltica en Gondwana. In perioden dat continenten uit elkaar bewegen wordt veeloceanische korst gevormd. Omdat jonge oceanische korst relatief warm en licht is, zal de oceaanbodem in zo’n tijd hoger liggen, waardoor de zeespiegel stijgt. Dit was het geval in het eerste deel van het Paleozoïcum.
Over het algemeen was het klimaat in het eerste gedeelte van het Paleozoïcum warmer dan tegenwoordig, maar aan het einde van het Ordovicium kwam een ijstijd voor, een periode waarin op de continenten gletsjers te vinden waren, net als tegenwoordig het geval is. Een van de oorzaken was dat Gondwana zich in die tijd gedeeltelijk op de Zuidpool bevond. Sporen van gletsjers uit deze tijd worden alleen op Gondwana gevonden. Tijdens deze ijstijd vonden weer een aantal massa-extincties plaats, waarbij soorten brachiopoden, trilobieten, bryozoën en koralen verdwenen. De oorzaak moet liggen in de daling van de temperatuur van het zeewater.[38] Na de uitsterving konden nieuwe soorten ontstaan, diverser en beter aangepast, die de niches die uitgestorven soorten achterlieten opvulden.
Tussen 450 en 400 Ma botsten de continenten Laurentia en Baltica op elkaar, dit heet de Caledonische gebergtevorming. Er ontstond een hooggebergte waarvan sporen nog te vinden zijn in Scandinavië, Schotland en in de Amerikaanse Appalachen. In het Devoon (419-359 Ma) bewogen ook Gondwana en Siberia naar de twee samengevoegde continenten toe, wat zou leiden tot de Hercynische gebergtevorming. Sporen van deze gebergtevorming zijn in heel Zuid- en Midden-Europa nog te vinden. Door de gebergtevorming werd in het Carboon (359-299 Ma) het laatste supercontinent, Pangea, gevormd.
Landschap op de planeet Mars. Gedurende het grootste gedeelte van de Aardse geschiedenis kwamen geen planten voor op het land en moet de Aarde er vergelijkbaar hebben uitgezien.
Artiestenimpressie van de flora van het Devoon.
Opkomst van de landplanten[bewerken]Tijdens de zuurstofrevolutie in het Proterozoïcum ontstond de ozonlaag die de ultraviolette straling van de Zon tegenhoudt. Eéncelligen die het land bereikten kregen daardoor hogere overlevingskansen. Prokaryoten hadden waarschijnlijk al rond 2,6 Ga via rivieren en later vochtige milieu’s op het land leren overleven.[39] De continenten bleven echter tot halverwege het Paleozoïcum vrijwel 'kaal'.
De oudste fossielen van op het land levende schimmels en planten zijn ongeveer 480-460 Ma oud, hoewel schimmels misschien al rond 1000 Ma op het land voorkwamen en planten rond 700 Ma.[40] In het Ordovicium en Siluur (443-419 Ma) werden de randen van het land bevolkt door kleine meercellige planten (vergelijkbaar met algen en schimmels), langzaam verspreidden deze eerste landplanten zich verder van het water af.[41]
In tegenstelling tot waterplanten moeten landplanten om rechtop te kunnen staan een stevige stam hebben en eenwortelstelsel, dat ook dient om voedsel op te nemen uit de bodem. De eerste planten die een stam hadden, ontstonden in het Siluur. In het vroege Devoon ontstonden de eerste vaatplanten, zoals Rhynia en Baragwanathia, de grootste planten konden een meter hoog worden. In het late Devoon bestonden al planten die de grootte van tegenwoordige bomen konden aannemen, zoals de 30 m hoge Archaeopteris. Al deze soorten waren nog sporenplanten, zaadplanten zouden pas in het begin van het Carboon (rond 360 Ma) ontstaan. De ontwikkeling van zaden zorgde ervoor dat planten zich effectiever over de continenten konden verspreiden.[42]
Gedurende het Devoon en Carboon was het eustatische zeeniveau hoger en het klimaat warmer dan tegenwoordig. Veel van de continenten bestonden uit drasland. Het lijkt erop dat de planten hiervan geprofiteerd hebben. Grote delen van de wereld waren tijdens het Carboon bedekt met moerassen, waar planten als Lepidodendron, Sigillaria, of enorme paardenstaartengroeiden. Uit de moerassen van het Carboon is het grootste gedeelte van de steenkoollagen op de wereld gevormd. Tegelijkertijd was het Carboon ook een periode van uitersten: hoewel de tropen een zeer warm klimaat hadden, lagen op het zuiden van Gondwana gletsjers (de zogenaamde Karoo-ijstijd). Men neemt aan dat de uitgestrekte bossen in de tropen doorfotosynthese zoveel kooldioxide uit de atmosfeer onttrokken dat het broeikaseffect verzwakt werd waardoor in de poolgebieden een ijstijd heerste.
In het Perm (299-252 Ma) vormden alle continenten samen het supercontinent Pangea. Op zo’n enorme landmassa heerst een extreem landklimaat, veel droger dan in het Carboon. In grote delen van Europa komen uit deze tijd evaporietafzettingen voor, die gevormd zijn in grote zoutmeren. Het zout dat in Slochteren wordt gewonnen is bijvoorbeeld in dit tijdperk afgezet. Andere typische afzettingen uit het Perm en het erop volgende Trias zijn zandsteen en conglomeraat, de afbraakproducten van de Hercynische en Caledonische gebergten.
Evolutie van tetrapoden in het Laat-Devoon. Afstammelingen van pelagische Sarcopterygii alsEusthenopteron ondergingen een stapsgewijze evolutie: Panderichthys kon in modderig ondiep water leven; Tiktaalik had poot-achtige vinnen waarmee hij het land op kon; Acanthostega had poten met acht tenen, Ichthyostega had volgroeide poten. Ookcoelacanten stammen van de Sarcopterygii af, zij bleven in de diepzee leven.
Dieren koloniseren het land[bewerken]Het oudste duidelijke bewijs dat insecten op het land voorkwamen is rond 450 Ma oud.[43] Er zijn aanwijzingen dat insecten al rond 530 Ma op het land voorkwamen.[44] Dankzij de inmiddels grote hoeveelheden planten op het land was er geen gebrek aan voedsel.
Rond 380 Ma ontwikkelden de eerste amfibieën zich uit vissen, doordat zich poten uit vinnen ontwikkelden. Poten staan een dier toe zich af te zetten om hun kop boven water te steken. Men vermoedt daarom dat amfibieën ontwikkelden uit soorten vissen die in anoxisch water leefden of kleine prooidieren achtervolgden in zeer ondiep water.[45] Eenmaal in staat boven water adem te halen konden deze vroege amfibieën zich ook gedurende korte perioden op het land begeven, vermoedelijk raakten bepaalde soorten zo aangepast dat ze steeds langer boven water door konden brengen, hoewel ze hun eieren nog steeds in het water moesten leggen.
Ongeveer 20 miljoen jaar later (340 Ma, in het Vroeg-Carboon) ontwikkelden zich soorten (zogenaamde amniota) die eieren konden leggen met een harde schaal, waardoor ze zich volledig op het land konden voortplanten.[46] De amniota zouden rond 310 Ma uitsplitsen in synapsiden (waaruit later de zoogdieren zouden evolueren) en sauropsiden (reptielen waaruit later onder andere de dinosauriërs en vogels zouden ontstaan).[47]
Op de overgang van Paleozoïcum naar Mesozoïcum (252 Ma) vond de grootste massa-extinctie uit de Aardse geschiedenis plaats. Schattingen geven aan dat in deze Perm-Trias-massa-extinctie ongeveer 95% van alle soorten uitstierf. Er zijn twee hypothesen waarom deze gebeurtenis plaatsvond: de vulkanische uitbarsting van de Siberische Trappen en een grote inslag van een meteoriet.
Mesozoïcum[bewerken]
Twee soorten dinosauriërs uit het Boven-Jura van Duitsland. Twee (volwassen dier met jong)sauropoden van de soort Europasaurus holgeri en een groep Iguanodons. Tekening door Gerhard Boeggemann.
Het Mesozoïcum, de era van het midden-leven, was de tijdspanne waarin de dinosauriërs de Aarde bevolkten. Het was een periode met een relatief hoog eustatisch zeeniveau en warm klimaat. Gedurende het Mesozoïcum bewoog het supercontinent Pangea uit elkaar waarbij de huidige continenten ontstonden.
Opbreken van Pangea[bewerken]Het opbreken van Pangea begon in feite al in het Perm met de vorming van extensionele bekkens en later riften. Gedurende het grootste deel van het Trias bleef Pangea nog min of meer intact en op zijn plaats. Er kan echter pas in het Jura echt gesproken worden van loskomen van de continenten. Het riften begon door het openen van de noordelijke Atlantische Oceaan tussen Noord-Amerika en Europa. Noord- en Zuid-Amerika bleven echter aan elkaar zitten, eerst opende deTethysoceaan tussen Afrika en Laurazië verder. In het zuiden begon ook Gondwana op te breken, toen India, Australië enAntarctica losbraken van Afrika en Zuid-Amerika. Vulkanisme zorgde voor de aanmaak van jonge en relatief lichte oceanische korst, waardoor de zeespiegel tijdens het Jura steeg en in het Krijt hoog bleef. Grote delen van de continenten stonden tijdens deze twee perioden onder water.
Tijdens het Krijt vorderde het uiteenvallen van Pangea snel. De noordelijke Atlantische Oceaan werd steeds breder en nu begon ook de zuidelijke Atlantische Oceaan tussen Zuid-Amerika en Afrika te openen. Tenslotte opende ook de Noordelijke IJszee tussen Groenland en Scandinavië zich. Tegelijkertijd bewoog India los van Australië om naar het noorden richtingEurazië te gaan bewegen.
Door opheffing van de riftschouders kwamen sinds het riften begon veel kustzones omhoog. De bergen in Noorwegen, Schotland, en langs de Braziliaanse oostkust zijn bijvoorbeeld omhoog gekomen tijdens de vorming van de Atlantische Oceaan.
De westrand van Noord-Amerika was vanaf het Mesozoïcum een actieve continentale marge waarlangs vulkanisme in eilandenbogen plaatsvond.
De tijd van de dinosauriërs[bewerken] Zie dinosauriërs voor het hoofdartikel over dit onderwerp.Het Mesozoïcum was de tijd van de dinosauriërs. Deze ontwikkelden zich in het Vroeg-Trias (230 Ma) uit de reptielen. Hoewel ook zoogdieren zich verder ontwikkelden in het Mesozoïcum, waren deze niet groot en vergelijkbaar met hedendaagse spitsmuizen.[48] In het Krijt ontwikkelden de eerste vogels zich uit kleine soorten dinosauriërs, vaak wordt de 150 Ma oude Archaeopteryx als de eerste vogel beschouwd.[49]
Een andere belangrijke ontwikkeling tijdens het Krijt (rond 132 Ma[50]) was de verschijning van bedektzadigen. Tot die tijd domineerden naaktzadige planten, die geen echtevruchten hebben. Veel bedektzadigen zijn voor de bestuiving van hun bloemen afhankelijk van insecten, en er trad co-evolutie op waarbij vele nieuwe soorten insecten en bedektzadigen ontstonden.
Artiestenimpressie van de meteorietinslag op deKrijt-Tertiair-overgang. De inslag zou volgens veel geleerden het uitsterven van de dinosauriërs hebben veroorzaakt.
De concurrentie met vogels zorgde waarschijnlijk tijdens het Krijt voor de teruggang van de pterosauriërs en de overige dinosauriërs waren vanwege uiteenlopende redenen waarschijnlijk ook op hun retour toen 65 Ma geleden een naar schatting 10 tot 30 km grote meteoriet insloeg op Yucatán. De inslag moet grote hoeveelheden stof en gas de atmosfeer ingeblazen hebben die het zonlicht verduisterden waardoor fotosynthese onmogelijk werd en veel planten afstierven.[51] Dit zorgde voor de Krijt-Tertiair-massa-extinctie, waarbij behalve de dinosauriërs ook een groot aantal andere soorten, waaronder deammonieten uitstierven. Deze massa-extinctie vormt het einde van het Mesozoïcum.
Cenozoïcum[bewerken]Het Cenozoïcum, de era van het nieuwe leven, is de era waarin we ons nu bevinden en waarin de zoogdieren begonnen te domineren en uiteindelijk de mens opkwam. Na het einde van het Krijt koelde de Aarde af en daalt het zeeniveau tijdens hetPaleoceen. Het daaropvolgende Eoceen werd juist gekenmerkt door een warmer klimaat. In deze periode braken de continenten Antarctica en Australië tenslotte los van elkaar, waardoor er rond 35 Ma een cirumpolaire zeestroming rond Antarctica ontstond. Door de geïsoleerde positie van dit continent op de geografische zuidpool, raakte het bedekt met een permanente ijskap, waardoor het eustatische zeeniveau na het Eoceen weer daalde.
Alpiene gebergtevorming[bewerken] Zie Alpiene orogenese voor het hoofdartikel over dit onderwerp.In het Cenozoïcum vonden twee belangrijke fases van gebergtevorming plaats. De vorming van de Amerikaanse cordillera's (de Laramide-orogenese waardoor de Rocky Mountains zijn ontstaan) was al begonnen in het Mesozoïcum en is een voortdurend proces dat tegenwoordig doorgaat.
Daarnaast zorgde de noordwaartse beweging van Afrika en India voor het sluiten van de Tethysoceaan en uiteindelijk de Alpiene orogenese, waarbij een groot aantal gebergten werd gevormd, van de Atlas en de Pyreneeën in het westen tot de bergen in Zuidoost-Azië in het oosten, waaronder ook de Alpen, Zagros en Himalaya's. De vorming van deze gebergten vond plaats in de afgelopen 50 miljoen jaar, in het oosten door de collisie van Azië met het Arabisch Schiereiland en India, in het westen door het naar elkaar toe bewegen van Afrika en Europa, waarbij een aantal microcontinenten (zoals Apulia, dat uit de "laars" van Italië bestaat) dat tussen de twee inlag met Europa collideerde. Ook tegenwoordig gaat deze fase van gebergtevorming nog door.
Tekening van Hyracotherium, een voorouder van het paard. Onder de paardachtigen ontwikkelden zich, net als bij veel andere groepen zoogdieren, in de loop van het Tertiair grotere soorten.
Evolutie van zoogdieren[bewerken]Synapsiden, de voorouders van de zoogdieren, verschenen al in het Perm. Men neemt aan dat de dominantie van de dinosauriërs de ontwikkeling van zoogdieren in het Mesozoïcum heeft tegengehouden. Nadat de dinosauriërs uitstierven en het klimaat in het Paleoceen kouder werd, waardoor zoogdieren een voordeel hadden ten opzichte van koudbloedige dieren, raakte hun evolutie in een fase van snelle radiatie. Er ontstonden steeds grotere soorten. De laatste gemeenschappelijke voorouder van alle primaten leefde waarschijnlijk rond 63 Ma, slechts 2 miljoen jaar na het uitsterven van de dinosauriërs.[52]Tijdens het Laat-Eoceen (rond 34 Ma) keerden sommige zoogdieren terug naar het water waar ze weer vinnen ontwikkelden. Een voorbeeld is Basilosaurus, de dolfijnen en walvissen stammen van soortgelijke dieren af.
De Kwartaire ijstijden[bewerken] Kwartaire ijstijdHoewel de Zuidpool al zo'n 25 miljoen jaar bedekt is met een ijskap, raakte de geografische noordpool pas rond 2,5 Ma geleden permanent met zeeijs bedekt. Dit markeert het begin van het Kwartair, het jongste geologische tijdperk, dat tot op heden voortduurt. In de jongste 2,5 miljoen jaar heeft de Aarde afwisselend tijden van koudere en minder koude wereld-klimaatgemiddelden gekend. Deze tijdvakken worden glacialen en interglacialen genoemd. Tegenwoordig bevindt de Aarde zich in een interglaciaal, dat het Holoceen genoemd wordt (de laatste 11.700 jaar, geteld in Groenlandse ijskap-jaarlaagjes). Gedurende deze glacialen groeiden grote ijskappen op de landmassa's rondom de noordpool (Noord-Amerika, Noord-Europa). In interglacialen smolten deze grotendeels af, op enkele relictijskappen nabij de noordpool na (Groenland). Afwisselingen tussen glacialen en interglacialen vonden met regelmaat plaats. Al miljoenen jaren schommelt het klimaat iedere 40.000 jaar tussen een koude- en een warmtemaximum. Dit wordt veroorzaakt door periodieke veranderingen in de ellipsiteit van de aardbaan om de zon en de hoek van de rotatieas van de aarde (Milanković-parameters). In de laatste miljoen jaar, was er iedere 100.000 jaar een extreem koudemaximum (bv. laatste ijstijd), en zo'n 20.000 jaar daarna een relatief warme interglaciaal (bv. het Holoceen). Daarvoor waren de klimaatsverschillen tussen glacialen en interglacialen minder uitgesproken.
Het herhaaldelijk sterk afkoelende en weer opwarmende klimaat heeft een grote invloed gehad op de evolutie van zowel de mens als andere soorten op het Noordelijk halfrond.Klimaatzones en bijbehorende ecosystemen verschoven naar het zuiden, telkens als het klimaat kouder werd. Overlevende soorten moesten meeëmigreren of zich evolutionair aanpassen. Voorbeelden van dieren die zich aangepast hadden aan ecosystemen van het koude klimaat (steppe, toendra) zijn bijvoorbeeld mammoeten (Mammuthus) of dewolharige neushoorn (Coelodonta antiquitatis). Omgekeerd geldt dit ook voor perioden van opwarmend klimaat. Opportunistische soorten uit het zuiden verdrongen aan koude aangepaste soorten naar het noorden. Veel grote zoogdiersoorten stierven uit aan het einde van de laatste ijstijd (50.000-12.000 jaar geleden). De oorzaak van deze golf van uitstervingen is niet eenduidig. Veel van de uitgestorven soorten leefden op de zogenaamde mammoetsteppe. Dit bioom, dat zich kenmerkte door een zeer hoge plantaardige productie (grassen) en veel begrazers (herbivore zoogdieren), verdween snel vanaf 30.000 jaar geleden, zowel in Noord-Amerika als in Eurazië. Veel diersoorten die in dit bioom leefden, zijn daarbij uitgestorven.[53][54] Het bioom was in de glacialen van de laatste miljoen jaar ontstaan, en het is onbekend hoe het zich in eerdere interglacialen wel heeft kunnen handhaven. Een populaire verklaring voor het uitsterven van vooral de grootste zoogdieren is dat dit veroorzaakt zou zijn door overbejaging door de mens. Een argument zou zijn dat deze diersoorten eerdere klimaatsveranderingen overleefd hadden, en dat de mens rond deze tijd een belangrijke factor geweest zou zijn. Hoewel de mens zeker op de dieren van de mammoetsteppe gejaagd zal hebben, zijn zoogdierpalaeontologen van mening dat zij geen doorslaggevende factor in het uitsterven geweest zijn. Het verdwijnen van de mammoetsteppe en daarmee het wegvallen van de belangrijkste voedselbron is zeker wel een oorzaak geweest.
Rotstekeningen in Lascaux, rond 12.000 jaar oud.
Evolutie van de mens[bewerken] Zie evolutie van de mens voor het hoofdartikel over dit onderwerp.De laatste gemeenschappelijke voorouder van mensen, bonobo's en chimpansees leefde rond zes miljoen jaar geleden.[55]Vrij kort daarop leerden enkele van zijn afstammelingen rechtop, op twee benen, te lopen.[56] De herseninhoud nam toe en rond 2,0 Ma geleden verschenen de eerste individuen van het geslacht Homo.[18] Mogelijk tussen 1,5 en 1 miljoen jaar geleden leerden de eerste mensachtigen vuur te gebruiken (waarschijnlijk Homo erectus of Homo ergaster). Het vroegste gebruik van vuur zal onderwerp van onderzoek blijven, maar vanaf zo'n 400.000 jaar geleden is het gebruik van vuur ondubbelzinnig en wijdverspreid. Minder duidelijk is of Homo erectus kon spreken of dat spraak zich pas in de moderne mensontwikkelde.[57] Anatomisch was de neanderthaler in staat om te spreken maar of zij dat ook daadwerkelijk deden is onbekend. Door de steeds grotere herseninhoud en grootte van de schedel moesten baby's steeds jonger geboren worden om met hun hoofd door het bekken te kunnen. Jonger geboren worden heeft als voordeel dat individuen een hogere neuroplasticiteithebben en intelligenter zijn, het nadeel is dat kinderen een langere afhankelijke periode nodig hebben om volwassen te worden. Sociale vaardigheden en taal werden complexer en gebruiksvoorwerpen ingewikkelder.[58]
De vroegste fossiele resten van de moderne mens (Homo sapiens) zijn 160.000 jaar oud[59] maar men veronderstelt dat de eerste moderne mensen rond 200.000 jaar geleden geleefd hebben. De neanderthalers zijn de eerste mensen van wie bewezen is dat ze spiritualiteit kenden: ze begroeven hun doden, vaak samen met voedsel en gebruiksvoorwerpen.[53][60] In het laatste glaciaal verschenen de cro-magnonmensen, die ingewikkeldere uitingen van cultuur hadden. De vroegste rotstekeningen, waarschijnlijk met magische of religieuze betekenissen zijn 32.000 jaar oud, Cro-Magnons lieten ook beeldjes achter zoals de Venus van Willendorf. Rond 11.000 jaar geleden had Homo sapiens de zuidelijkste punt van Zuid-Amerika bereikt en bewoonde hij vrijwel de gehele Aarde.[61]
De mens heeft in de relatief korte tijd dat hij bestaat een enorme invloed op de landverdeling enecosystemen op Aarde uitgeoefend.
Menselijke beschaving[bewerken] Zie geschiedenis van de wereld voor het hoofdartikel over dit onderwerp.Meer dan 90% van de tijd dat de moderne mens bestaat, leefde hij in kleine groepen jager-verzamelaars.[62] Doordat mensen de mogelijkheid hadden informatie (bijvoorbeeld in de vorm van memes) aan de volgende generatie door te geven ging deculturele evolutie steeds sneller. Rond 10.000 jaar geleden begonnen de bewoners van de Vruchtbare Sikkel de domesticatievan dieren en planten, wat leidde tot een grote verandering in levensstijl, die de Neolithische revolutie wordt genoemd.[63] Met zijn nieuwe levensstijl kreeg de mens een enorme invloed op andere soorten en, door het grootschalig ontbossen om nieuw landbouwgebied te krijgen zelfs op het klimaat. Zo is het aandeel broeikasgassen (vooral methaan, maar ook koolstofdioxide) met hun grote invloed op het klimaat al rond de introductie van de landbouw (in afwijking met eerdere interglacialen) gaan stijgen.[64] Hoewel de mens in geïsoleerde gebieden waar weinig domesticeerbare planten konden groeien nomadisch bleef, ontstonden elders permanente woonplaatsen. Dankzij steeds effectievere landbouwmethoden konden steeds meer mensen samenleven op kleine oppervlakten, waardoor georganiseerdere vormen van samenleving nodig werden waarin arbeidsdelingoptrad. Het overschot aan voedsel maakte een heersende klasse mogelijk, en de eerste beschavingen ontstonden in Egypte,China, de Indusvallei en Mesopotamië rond 6000 jaar geleden.[65]
Door de ontwikkeling van het schrift kon informatie nog effectiever worden doorgegeven. Omdat de mens niet langer al zijn tijd in het verzamelen van voedsel hoefde te steken kon hij zich gaan bezighouden met ontwikkeling van religie, technologie en de eerste wetenschap. Beschavingen ontstonden overal ter wereld en dreven onderling handel of voerdenoorlogen. De groei van de menselijke kennis en technologie ging gestaag door, maar raakte in Europa in een stroomversnelling met de wetenschappelijke revolutie en later deindustriële revolutie.[66] Dit leverde de bewoners van dit continent gedurende enkele eeuwen dominantie over de rest van de wereld op,[67] maar deze dominantie verdween weer tijdens de 20e eeuw. Tegelijkertijd zorgden de nieuwe technologieën voor een explosieve bevolkingsgroei, waardoor de wereldbevolking tussen 1750 en 2000 toenam van nog geen 800 miljoen tot 6 miljard.[68] De mens krijgt door bevolkingsgroei en nieuwe technologieën een steeds grotere invloed op de chemische, klimatologische en ecologische processen op Aarde. Door de globalisering en toegenomen internationale samenwerking raken de verschillende menselijke culturen over de hele wereld tegelijkertijd steeds afhankelijker van elkaar en is ook, ondanks verzet van conservatieve en fundamentalistische groeperingen, een toenemende versmelting van deze culturen waar te nemen.
Zie ook[bewerken]
- Geochronologie
- Geologische tijdschaal
- Geologisch tijdperk
- Ouderdom van de Aarde
- Geologisch archief
- Toekomst van de Aarde
- Evolutie (biologie)
- Platentektoniek
- IJstijd
- Systeem Aarde
- Kosmische kalender
- Omhoog↑ Allègre et al. (1995)
- Omhoog↑ (en) NASA; 2003: New Image of Infant Universe Reveals Era of First Stars, Age of Cosmos, and More. [1]
- Omhoog↑ Zie Best (2003), pp 612-613; zirkonen in de Acasta Gneiss zijn gedateerd op 4030 miljoen jaar door o.a. Stern & Bleeker (1998)
- Omhoog↑ Levin (1972); (en) Chaisson, E.J.; 2005: Solar System Modelling, Tufts University.[2]
- Omhoog↑ Wetherill 1991
- Omhoog↑ Kleine et al 2005
- Omhoog↑ Halliday 2006
- Omhoog↑ Ida et al 1997; Canup & Asphaug 2001
- Omhoog↑ Liu 1992; Melosh et al 1993
- Omhoog↑ Newsom & Taylor 1989
- Omhoog↑ Benz & Cameron 1990
- Omhoog↑ Lunine 1999, p. 130-132
- Omhoog↑ Morbidelli et al 2000
- Omhoog↑ Lunine 1999, p. 132
- Omhoog↑ (en) Warmflash & Weiss 2005
- Omhoog↑ bijvoorbeeld door Mojzsis et al 1996
- Omhoog↑ Dawkins 2004, p. 563–578, Mason 1991
- ↑ Omhoog naar:a b Fortey 1999, p. 38
- Omhoog↑ Lunine 1999, p. 158-161; Orgel 1994; Woolfson 2000; eerste keer voorgesteld door Gilbert 1986
- Omhoog↑ Holland 2006
- Omhoog↑ Dawkins 2004, p. 564-566
- Omhoog↑ De Marais 2000
- Omhoog↑ Fortey 1999, p. 50-51
- Omhoog↑ Lunine 1999, p. 213
- Omhoog↑ Lunine 1999, p. 214
- Omhoog↑ Lunine 1999, p. 211
- Omhoog↑ Lunine 1999, p. 216
- Omhoog↑ Lunine (1999), pp 219-220
- Omhoog↑ Lunine 1999, p. 165
- Omhoog↑ Lunine 1999, p. 95
- Omhoog↑ Dalziel 1995
- Omhoog↑ Deze sneeuwbalaardes werden voor het eerst als zodanig beschreven door Kirschvink (1992)
- Omhoog↑ Xiao & Laflamme 2009
- Omhoog↑ Lunine (1999), p 229
- Omhoog↑ Levin (1987), p 330
- Omhoog↑ (en) The Mass Extinctions: The Late Cambrian Extinction, BBC
- Omhoog↑ Dawkins 2004; Stanley (1999), p 349
- Omhoog↑ (en) The Mass Extinctions: The Late Ordovician Extinction, BBC
- Omhoog↑ Pisani et al 2004
- Omhoog↑ Heckman et al 2001
- Omhoog↑ Fortey 1999, p. 138-140
- Omhoog↑ Willis & McElwain 2002, p. 93
- Omhoog↑ Johnson et al 1994
- Omhoog↑ MacNaughton et al 2002
- Omhoog↑ Clack 2005
- Omhoog↑ Dawkins 2004, p. 293-296
- Omhoog↑ Dawkins 2004, p. 254-256
- Omhoog↑ Dawkins 2004, p. 169
- Omhoog↑ (en) Archaeopteryx: An Early Bird, University of California, Berkeley, Museum of Paleontology
- Omhoog↑ (en) Soltis, P.; Soltis, D. & Edwards, C.; 2005: Angiosperms, The Tree of Life Web Project
- Omhoog↑ (en)http://www.tufts.edu/as/wright_center/cosmic_evolution/docs/text/text_bio_4.htmlChaisson, E.J.; 2005: Recent Fossils, in Cosmic Evolution, Tufts University
- Omhoog↑ Dawkins 2004, p. 160
- ↑ Omhoog naar:a b Roebroeks, 2000
- Omhoog↑ Van Kolfschoten, 2008
- Omhoog↑ Dawkins 2004, p. 100-101
- Omhoog↑ Dawkins 2004, p. 95-99
- Omhoog↑ Dawkins 2004, p. 67-71
- Omhoog↑ McNeill 1999, p. 7
- Omhoog↑ Gibbons 2003
- Omhoog↑ Hopfe 1987, p. 17
- Omhoog↑ O’Brien 2002, p. 16
- Omhoog↑ McNeill 1999, p. 8
- Omhoog↑ Tudge 1998
- Omhoog↑ Ruddiman 2003
- Omhoog↑ McNeill 1999, p. 15
- Omhoog↑ McNeill, p. 317-319
- Omhoog↑ McNeill, p. 295-299
- Omhoog↑ Volgens de VN: [3]
Literatuur
- (en) Allègre, C.J.; Manhès, G. & Göpel, C.; 1995: The age of the Earth, Geochimica et Cosmochimica Acta 59, pp 1445-1456.
- (en) Benz, W. & Cameron, A.G.W.; 1990: Terrestrial effects of the Giant Impact, LPI Conference on the Origin of the Earth, p. 61-67.
- (en) Best, M.G.; 2003: Igneous and Metamorphic Petrology, Blackwell Publishing (2e druk), ISBN 978-1-4051-0588-0.
- (en) Canup, R.M. & Asphaug, E.; 2001: Origin of the Moon in a giant impact near the end of the Earth's formation, Nature 412, p. 708-712.
- (en) Clack, J.A.; 2005: Getting a Leg Up on Land, Scientific American 293(6), p. 100-107, [4]
- (en) Dalziel, I.W.D.; 1995: Earth before Pangea, Scientific American 272(1), p. 58-63
- (en) Dawkins, R.; 2004: The Ancestor's Tale: A Pilgrimage to the Dawn of Life, Houghton Mifflin Company, Boston, ISBN 0-618-00583-8
- (en) De Marais, D.J.; 2000: Evolution: When Did Photosynthesis Emerge on Earth?, Science 289(5485), p. 1703–1705.
- (en) Fortey, R.; 1999 (2e druk): Life: A Natural History of the First Four Billion Years of Life on Earth, Vintage Books, New York, ISBN 0-375-70261-X
- (en) Gibbons, A.; 2003: Oldest Members of Homo sapiens Discovered in Africa, Science 300(5626), p. 1641, [5]
- (en) Gilbert, W.; 1986: The RNA World, Nature 319, p. 618.
- (en) Goren-Inbar, N.; Alperson, N.; Mordechai E.K., Simchoni, O.; Melamed, Y.; Ben-Nun, A. & Werker, E.; 2004: Evidence of Hominin Control of Fire at Gesher Benot Ya`aqov, Israel, Science 304(5671), p. 725–727, [6]
- (en) Gradstein, F.M.; Ogg, J.G.; Schmitz, M.D. & Ogg, G.M.; 2012: A Geologic Time Scale 2012, Elsevier, ISBN 0444594256.
- (en) Halliday, A.N.; 2006: The Origin of the Earth; What's New?, Elements 2(4), p. 205-210
- (en) Heckman, D.S.; Geiser, D.M.; Eidell, B.R.; Stauffer, R.L.; Kardos, N.L. & Hedges, S.B.; 2001: Molecular evidence for the early colonization of land by fungi and plants, Science 293, p. 1129–1133 online abstract
- (en) Holland, H.D.; 2006: The oxygenation of the atmosphere and oceans, Philosophical transactions of the Royal Society 361(1470), p. 903-915.
- (en) Hopfe, L.M.; 1987 (4e druk): Religions of the World, MacMillan Publishing Company, New York, ISBN 0-02-356930-1
- (en) Ida, S.; Canup, R.M. & Stewart, G.M.; 1997: Lunar accretion from an impact-generated disk, Nature 389, p. 353-357.
- (en) Johnson, E.W.; Briggs, D.E.G.; Suthren, R.J.; Wright, J.L. & Tunniclifff, S.P.; 1994: Non-marine arthropod traces from the subaereal Ordivician Borrowdale volcanic group, English Lake District, Geological Magazine 131, p. 395–406, online abstract
- (en) Kirschvink, J.L.; 1992: Late Proterozoic low-latitude global glaciation: the Snowball Earth, in: Schopf, J.W.; Klein, C. & Des Maris, D. (red.): The Proterozoic Biosphere: A Multidisciplinary Study, Cambridge University Press, ISBN 0521366151, p. 51–52.
- (en) Kleine, T., Palme, H., Mezger, K. & Halliday, A.N., 2005: Hf-W Chronometry of Lunar Metals and the Age and Early Differentiation of the Moon, Science 310, pp. 1671-1674.
- (en) Levin, H.L.; 1987: The Earth through time, Saunders College Publishing (3e druk), ISBN 0-03-008912-3.
- (en) Levin, B.J.: 1972: On the Origin of the Solar System, in Reeves, H. (red.), Centre National de la Recherche Scientifique, pp. 341–360.
- (en) Liu, L.-G.; 1992: Chemical composition of the Earth after the giant impact, Earth, Moon, and Planets 57(2), p. 85-97.
- (en) Lunine, J.I., 1999: Earth: evolution of a habitable world, Cambridge University Press, Verenigd Koninkrijk, ISBN 0521644232
- (en) MacNaughton, R.B.; Cole, J.M.; Dalrymple, R.W.; Braddy, S.J.; Briggs, D.E.G. & Lukie, T.D.; 2002: First steps on land: Arthropod trackways in Cambrian-Ordovician eolian sandstone, southeastern Ontario, Canada, Geology 30, p. 391–394, online abstract
- (en) Mason, S.F.; 1991: Chemical Evolution, Carendon Press, Oxford
- (en) McNeill, W.H.; 1999 (4e druk): A World History, Oxford University Press, New York, ISBN 0-19-511615-1
- (en) Melosh, H.J.; Vickery, A.M. & Tonks, W.B.; 1993: Impacts and the early environment and evolution of the terrestrial planets, in Levy, H.J. & Lunine, J.I. (red.): Protostars and Planets III, University of Arizona Press, Tucson, pp. 1339-1370.
- (en) Mojzsis, S.J.; Arrheniun, G.; McKeegan, K.D.; Harrison, T.M.; Nutman, A.P. & Friend, C.R.I.; 1996: Evidence for life on Earth before 3,800 million years ago, Nature 384, p. 55-59.
- (en) Morbidelli, A.; Chambers, J.; Lunine, J.I.; Petit, J.M.; Robert, F.; Valsecchi, G.B. & Cyr, K.E.; 2000: Source regions and time scales for the delivery of water to Earth, Meteoritics & Planetary Science 35(6), p. 1309–1320.
- (en) Newsom, H.E. & Taylor, S.R.; 1989: Geochemical implications of the formation of the Moon by a single giant impact, Nature 338, p. 29-34.
- (en) O’Brien, P.K. (red.); 2002: Atlas of World History, concise edition, Oxford University Press, New York, ISBN 0-19-521921-X
- (en) Orgel, L.E.; 1994: The origin of life on the Earth, Scientific American 271, p. 76-83.
- (en) Pisani, D.; Poling, L.L.; Lyons-Weiler, M. & Hedges, S.B.; 2004: The colonization of land by animals: molecular phylogeny and divergence times among arthropods, BMC Biology 2, [7]
- (nl) Roebroeks, W., 2000. Food for thought: naar aanleiding van het menu van de Neandertaler. Oratie bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de Archeologie van de Oude Steentijd aan de Universiteit Leiden op vrijdag 3 maart 2000. 24 pag. oratietekst
- (en) Ruddiman, W. F., 2003: The anthropogenic greenhouse era began thousands of years ago. Climatic Change, 61, pp 261-293.
- (en) Stanley, S.M., 1999: Earth System History, W.H. Freeman & Co, New York, ISBN 0716728826
- (en) Stern, T.W. & Bleeker, W.; 1998: Age of the world's oldest rocks refined using Canada's SHRIMP: The Acasta Gneiss Complex, Northwest Territories, Canada, Geoscience Canada 25, pp 27-31.
- (en) Tudge, C.; 1998: Neanderthals, Bandits and Farmers: How Agriculture Really Began, Weidenfeld & Nicolson, Londen, ISBN 0-297-84258-7
- (nl) Van Kolfschoten, T., 2008: Het is een kwestie van kiezen., Oratie bij het aanvaarden van de leerstoel 'Paleozoölogie en biostratigrafie van het Kwartair', Leiden, 11 januari 2008, 19 pag. webversie
- (en) Warmflash, D. & Weiss, B.; 2005: Did Life Come From Another World?, Scientific American, p. 64–71.
- (en) Wetherill, G.W.; 1991: Occurrence of Earth-Like Bodies in Planetary Systems, Science 253(5019), pp. 535-538.
- (en) Willis, K.J. & McElwain, J.C.; 2002: The Evolution of Plants, Oxford University Press, Oxford, ISBN 0-19-850065-3
- (en) Woolfson, A.; 2000: Life Without Genes, Flamingo, Londen, ISBN 978-0006548744
- (en) Xiao, S. & Laflamme, M.; 2009: On the eve of animal radiation: phylogeny, ecology and evolution of the Ediacara biota, Trends in Ecology and Evolution 24, pp 31-40
Categorieën:
Navigatiemenu
- Hoofdpagina
- Vind een artikel
- Vandaag
- Etalage
- Categorieën
- Recente wijzigingen
- Nieuwe artikelen
- Willekeurige pagina
Informatie
Hulpmiddelen
- Links naar deze pagina
- Verwante wijzigingen
- Bestand uploaden
- Speciale pagina's
- Permanente koppeling
- Paginagegevens
- Wikidata-item
- Deze pagina citeren
Afdrukken/exporteren
In andere talen
- Afrikaans
- العربية
- Azərbaycanca
- Беларуская
- Català
- Dansk
- Deutsch
- Ελληνικά
- English
- Esperanto
- Español
- Euskara
- فارسی
- Suomi
- Français
- Galego
- हिन्दी
- Hrvatski
- Magyar
- Bahasa Indonesia
- Ido
- Italiano
- 日本語
- Қазақша
- 한국어
- Lëtzebuergesch
- Latviešu
- മലയാളം
- मराठी
- Plattdüütsch
- Norsk bokmål
- ਪੰਜਾਬੀ
- Polski
- Português
- Русский
- Simple English
- Svenska
- தமிழ்
- Tagalog
- Українська
- اردو
- Tiếng Việt
- Winaray
- 中文
- Deze pagina is het laatst bewerkt op 11 dec 2014 om 04:00.
- De tekst is beschikbaar onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen, er kunnen aanvullende voorwaarden van toepassing zijn. Zie de gebruiksvoorwaarden voor meer informatie.
Wikipedia® is een geregistreerd handelsmerk van de Wikimedia Foundation, Inc., een organisatie zonder winstoogmerk.
De geschiedenis van de aarde in één minuutEen zeer beknopte, maar prachtig gemaakte, samenvatting van de geschiedenis van onze aarde. De hoeveelheden geweld die hebben geleid tot de wereld die we nu kennen zijn bizar om te zien.
meer Geschiedenis
VOLGENDE FROOTDomme manieren om dood te gaan
-
Een dagje strand in 1900 -
Zo ziet een bliksemstorm er uit vanuit het ruimtestation ISS -
Nostalgie! Amsterdam vastgelegd van 1888 tot 1977 -
Mongolië 100 jaar geleden -
De aarde gefotografeerd vanaf een sateliet -
Verwen jij jezelf dit jaar met een kerstcadeautje? -
Zo maak je een concertzaal van je woonkamer (en iedere andere ruimte in je huis) -
Fleur is net begonnen met werken en bespaart nu al geld voor 2 Amsterdamse sportclubs -
Het beste van Banksy (106 t/m 127)
Volg Froot op Facebook en Twitter
Wat doe je als je veel wilt zeggen, maar toch beknopt wilt zijn? Je zoekt een formulering waarbij je zo min mogelijk woorden gebruikt. Lekker kort en bondig, want de lezer heeft weinig tijd.
Zo denken veel schrijvers: korte tekst is goede tekst. Toch is het nodig om dat te nuanceren. Er schuilt namelijk een gevaar in korte teksten. In je drang om zo kort mogelijk te zijn, sluipen containerbegrippen de tekst binnen.
Wat is een containerbegrip? Van Dale zegt: “een begrip zonder scherp afgebakende betekenis waaraan de taalgebruiker zelf nader invulling kan geven en dat op veel verschillende toestanden, gebeurtenissen of zaken wordt toegepast.”
Een woord als ‘ding’ is misschien wel het het meest gebruikte containerbegrip. Het laat de lezer (of luisteraar) volledig de ruimte om te bedenken wat dat dan precies is. In die zin is het woord ‘containerbegrip’ trouwens ook een containerbegrip.
Wat bestempelen mensen zelf als containerbegrip? Even googlen op het woord ‘containerbegrip’ leverde de volgende resultaten op: ‘dialoog’, ‘klantgerichtheid’, ‘crossmedia’, ‘competentie’. Voor de duidelijkheid: het gaat hier om teksten waarin de schrijvers deze woorden containerbegrippen noemden.
Misschien denk je: wat is nou precies het probleem? Het probleem is dat containerbegrippen algemeen zijn en abstract. Ze laten veel ruimte voor de beoordeling van de lezer. Dat lijkt een voordeel. Maar je maakt het je lezer moeilijk. Hij moet namelijk gaan nadenken over wat jij (misschien wel) hebt bedoeld. En dat kost tijd.
Je maakt je tekst dus juist vaag door algemene woorden te gebruiken. Dus wel lekker kort en bondig, maar niet helder!
Een voorbeeld. Op een website vond ik de onderstaande zin:
“Door te leren reflecteren, houd je zelfstandig je eigen ontwikkeling in relatie tot je werk op gang.”
Theo en Thea zouden zeggen “waar gaat tut eigenlijk over?” Deze zin is echt niet extreem lang te noemen met 17 woorden. Maar weet jij wat de schrijver precies bedoelt?
De woorden ‘reflecteren’ en ‘ontwikkeling’ zijn veelomvattende, abstracte begrippen. En het woord ‘zelfstandig’ maakt het niet gemakkelijker om deze zin te begrijpen.
Hoe maak je abstracte begrippen toegankelijk? Door ze concreet te maken. Het enige dat je daarvoor nodig hebt, zijn woorden. Een beetje meer woorden dan het ene begrip. Leg uit wat je bedoelt, vertel een verhaal. Mij helpt het om de vraag te beantwoorden: ‘hoe ziet het er uit?’
De voorbeeldzin die je hierboven las, zou je dan ook als volgt kunnen formuleren:
“Je kunt je ontwikkelen in je werk als je af en toe eens stilstaat en nadenkt over hoe jij omgaat met bepaalde zaken. Bijvoorbeeld over hoe jij communiceert met je collega’s, of hoe je een vergadering voorbereidt.”
Ik ga hier volledig uit van wat ik denk dat er met de zin wordt bedoeld… Maar dat begrijp je vast wel.
Dit artikel is overigens geen pleidooi voor lange teksten. Maak een tekst echter zo kort mogelijk. Zolang het maar duidelijk is wat je wilt zeggen. En bedenk dat je daarvoor soms meer woorden nodig hebt dan je in eerste instantie denkt.
© Suzanne Meijles, ProTaal